daar ze dan beter hun gewicht in het haam kunnen leggen en dit spierkracht spaart. In de eerste 6 maanden geeft men hen gewicht op de voorhand. Daarna tracht men in 4 maanden ze een africhting te geven als rijpaard, dus het zwaartepunt naar achter te brengen, stelling te geven enz. enz. Daarna weer 2 maanden voor het stuk, dus weer gewicht op de voorhand, lange hals naar voren enz. Dit is natuurlijk onlogisch. Waarom deze paarden niet een africhting gegeven, waar het gewicht doorloopend op de voorhand blijft, dus naar het Italiaansche principe. De tijd, gedurende welken men in de 2e periode (africhting rijpaard) met de artillerieremonten in de manege blijft, is m. i. verloren tijd. Die tijd moet worden gebruikt in het terrein, waar later het arbeidsveld der paarden ligt. Mocht men nog bezwaren hebben tegen de africhting der cavaleriepaarden naar de Italiaan sche methode, dan kunnen deze voor de artilleriepaarden toch zeker niet gelden. Onze africhting is tweeslachtig, hinkt op twee beenen en doet, al was het daarom alleen al, onder voor de hier geschetste methode. Ten slotte zou ik gaarne eenige voorstellen formuleeren, die m. i. den bereden wapens ten goede zullen komen. De remontepaarden der cavalerie worden, zooals nu het ge val is, in Padalarang ingebroken en daar gewend aan den omgang met menschen. Daarna gaan ze naar het Depot der cavalerie waar ze dan moeten worden afgericht volgens Italiaansch systeem. Dat behelst dus het tam maken (volkomen „straszenformm") en de africhting buiten, waarbij de paarden geheel vrij worden gelaten in hun natuurlijk aangeboren evenwicht. Met slecht weer kan men in de manege gaan, om de paarden het wijken voor een been en voor been en teugel te leeren; maar alles zonder b ij- toom e n, stelling geven enz. Na 8 maanden moeten en kunnen de paarden dan klaar zijn als cavaleriepaard, dat voldoet aan de bekende eischen (zie te voren). Meer gedefinieerd zijn die eischen: 1). volkomen tam; 2). zeer goed opschieten voor de beenen; 3). gevoelig zijn voor de wijkende hulpen van been, en been en teugel; 4). absoluut gewillig en zeker in het terrein gaan, zoowel afzon derlijk als in groepen; 5). nemen van hoogtehindernissen tot 1 Meter en breedtehinder nissen tot 1,50 a 2 Meter. Ze moeten volkomen gewend zijn aan alle mogelijke hindernissen, die het terrein bieden kan. Nogmaals zij onder de aandacht gebracht, dat de paarden dit alles moeten doen op Italiaansche manier, d. w. z. zelfstan dig, zonder doorloopende hulpen van den rui ter en alles in hun natuurlijk evenwicht. 439

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 19