vijand bekend. Het kan daardoor openlijk optreden, en moet dit
doen, omdat het uitgezonden is voor verkenning van groote
vijandelijke afdeelingen en zich daartoe een weg moet banen door
het vijandelijke verkennings- en soms veiligheidsscherm. Er moet
als regel dus gevochten worden, omdat dikwijls alléén het gevecht
de noodige gegevens kan verschaffen.
Van een verkenningsdetachement moet derhalve de kern be
staan uit zeer vuurkrachtige afdeelingen.
Om een idee te geven van de samenstelling van een modern
verkenningsdetachement zij vermeld, dat de tegenwoordige „Rapid
moving division" in Italië bestaat uit: „two cavalry brigades
composed of four cavalry regiments mounted, one cavalry regi
ment motortransported, four groups of artillery, of which two
are motorised and two horse drawn; one regiment of bersagliere
cyclists, divided into the battallions, one section of armoured
cars, two squadrons of reconnaissance airplanes and one section
of engineers (Manoeuvres of large fast-moving composite units.
Cav. Journal Jan. '24). In dezen geest zijn zij ook samengesteld
in de meeste Europeesche staten. Wij kunnen ook een dergelijk
detachement tegenover ons verwachten, zij het dan ook op be
scheidener schaal.
Wanneer onze A. B. een verkenningsdetachement wil uitzenden,
zij het dan ook op nog bescheidener schaal, dan zal hij er een
hebben samen te stellen, aangezien wij in vredestijd niet beschik
ken over een dergelijk instrument.
Maar ieder voelt toch wel, dat onze zwakke cavalerie in dit
detachement niet in de eerste plaats belast kan worden met het
vuurgevecht, dat zij daarentegen uitsluitend is aangewezen voor
de zuivere verkennende taak, voor het „lichte" werk. Ook daarom
moet onze cavalerie licht zijn uitgerust. Medevoering van geweer
mitrailleurs als verhooging van de vuurkracht van het geheel,
achten we bij zulk een verkenningsdetachement uiteraard ge-
wenscht, maar dan moeten zij vereenigd zijn in de hand van den
commandant, en niet van meet af aan bij de verkennende elemen
ten ingedeeld.
Majoor v. R. schijnt van meening te zijn, dat eene opleiding,
zooals wij voorstaan, zal leiden tot steeds „uithalende" cavalerie,
met berichten, welke niet of te laat binnenkomen.
Hierboven en ook vroeger is een en ander besproken in a 1 g e-
m e e n e n zin, en nu is het wèl teleurstellend te moeten ervaren,
dat onze ideeën door sommigen worden uitgelegd in dien zin, dat
wanneer de cav.-comdt zijn kans schoon zou zien en daarom door
zou willen tasten, hij toch van den weg zou gaan, gedachtig en
gehoorzaam aan het „zien zonder gezien te worden".
Hopen we, althans op dit punt niet meer te worden misver
staan.
443