Een troepenelement voor een verdedigende stelling (en daar over alleen spreken we hier) kan hebben een beveiligende, waar schuwende taak, zoo, dat tijd wordt gegeven aan de achterlig gende troepen om zich tot afweer gereed te maken, een opdracht dus, die een tijdelijk karakter draagt. Hier past de naam voorpost. Zulk een element kan evenwel ook zijn opgesteld met de bedoe ling, een punt van plaatselijk belang zoo lang mogelijk te houden, b.v. om den vijand inzicht in de stelling vanuit dat punt te be twisten. In dat geval is steun uit de hoofdlinie, minstens door mitrailleur- en geweervuur, een eisch. Men spreekt dan van voor uitgeschoven post. Betreft het niet enkele elementen, maar troepenafdelnngen, dan ontstaan resp. de begrippen voorposten en voorstelling. Met het toenemen der sterkte dier afdeelingen zal haar sfeer zich verder voor de eigenlijke ste'ling gaan uitstrekken. En wat de voorstelling betreft, zal de steun door mitrailleurvuur dan vervangen moeten worden door steun door artillerievuur uit de hoofdstelling. Zou de voorstelling uit den sfeer van dien steun geraken, zoo zou het eigenlijke karakter als voorstelling daarmede vervallen, en zou men beter kunnen spreken van twee achter elkander gelegen stel lingen. In onze verhoudingen kunnen wij ons dit geval echter moeilijk denken. Bij het overwegen van het al of niet doen bezetten van voor de stelling gelegen terreingedeelten heeft men na te gaan, of de daar geplaatste afdeeling haar rente wel zal afwerpen. Tegenover het te voorzien verlies moet een aequivalent staan, dat kan zijn gelegen b. v. in tijdwinst. Is tijdwinst noodig, dan kan het bezet ten eener voorstelling inderdaad nuttig zijn en mag niet worden nagelaten. Men blijft echter steeds gebonden aan een zekere sterk teverhouding tusschen de bezetting der hoofd- en voorstelling, welke niet mag worden overschreden, zonder dat men gevaar loopt zijn doel voorbij te streven en het zwaartepunt van de ver dediging te veel naar voren te verleggen. Voorgelegen punten te doen bezetten buiten den steun van het werkzaam geweer- of mitrailleurvuur van de hoofdlinie mag slechts geschieden wanneer het onvermijdelijk is en dan mogen daarvoor niet meer troepen worden bestemd dan bepaald noodig is in verband met de opdracht. Hoe grooter de sterkte der afdee ling, hoe grooter n. 1. het gevaar, dat zij geraken in een gevecht, waaruit zij zich niet meer kunnen losmaken. Komen andere troepen hen daartoe te hulp, dan trekken deze wellicht weer andere met zich mede en de toestand wordt slechter en slechter. Men verlaat het oorspronkelijk voor de hoofdactie gekozen terrein. Wordt .evenwel een afdeeling van belangrijke sterkte geslagen, dan bestaat er kans op een wanordelijken, te snellen terugtocht en loopen deelen van de hoofdlinie gevaar, door den stroom te wor den medegeslĂȘept. 464

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 44