Bedoelde voorposten zijn dus gevechtsvoorposten. Op het twee de deel van deze benaming moet echter de nadruk worden gelegd. Men kan niet te voren zeggen of zij hun taak: verkennen, beveiligen tegen verrassing en beletten van verkenning, al dan niet door een hardnekkig gevecht zullen vervullen. Doch het blijft hetzelfde, of de bevelhebber het v o o r n e m e n heeft de gevechtsvoorposten terug te nemen of niet, de commandanten der wachten zullen niet mogen beginnen met aan teruggaan te denken. De paedagogische regel dient te zijn: Wie opdracht heeft ont vangen, een punt vast te houden, blijft totdat hij teruggeroepen wordt of machtiging tot teruggaan ontvangt. Onder dit opschrift vonden we in de Koloniale Studiën van April 1924 een studie van Dr. W. Feuilletau de Bruyn, in welke studie aan het einde gevolgtrekkingen worden gemaakt van een dusdanig vergaande strekking, dat eene bespreking van den inhoud in een militair vaktijdschrift voor Indië niet achterwege mag blijven. Als motto stelt schrijver boven zijn opstel de volgende aanhaling van den Comte de Fels: „Sans la connaissance approfondie du problème pétrolier et de ses données, la politique mondiale apparait, suivant une expression célèbre, comme un drame incohérent, jcué par des comédiens ivres". Meer nog dan door dit motto echter wordt het uitgangspunt voor deze studie aangegeven door de aanvangsalinea waarin het volgende citaat uit een diplomatieke nota van den Franschen gedelegeerde van de „Interallied Patroleum conference" aan Clémenceau geschreven op 12 Dec. 1919 „Qui aura le pétrole, aura l'Empire, Empire des mers par les pétroles lourds, Empire des cieux par les essences légères, des continents par les gasolines et les pétroles lampants". Engeland was het eerste land waar de leidende personen de waarheid hiervan inzagen en ze deden dit zooveel eerder dan ergens anders, dat toen Amerika en Frankrijk de oogen opengingen, Engeland zich reeds de controle over de voornaamste olieterreinen had verzekerd. Tot welke mogelijkheden het streven naar petroleum-hegemonie aan leiding kan geven blijkt reeds uit de pogingen tot het uitoefenen van pressie door den Amerïk. gezant tijdens de behandeling der Djambi- concessies in de 2e Kamer. Dit geschiedde in tijd van volle vrede en wijst er wel op, dat in het geval van oorlog het gevaar voor het uitoefenen van pressie op onze regeering, zoo niet erger, geenszins denkbeeldig is te achten. Dr. Feuilletau de Bruyn vraagt: Indien er een oorlog in den Pacific uitbreekt, is er dan voldoende gedaan om onze petroleumterreinen te beschermen en dreigt uit het onbeschermd zijn er van geen gevaar voor Ned. Indië Hij stelt zich in zijn opstel ten doel aan te toonen, welk innig verband er ligt tusschen die petroleumterreinen en onze neutraliteit en hoe dringend noodig het is, die terreinen tegen neutraliteitsschending te beschermen. Daartoe beschrijft hij in de eerste plaats de economische beteekenis der petroleumindustrie, en betoogt dat de toekomst der petroleumindustrie in hoofdzaak schijnt te liggen in het gebruik van petroleumproducten als interne brandstof in motoren. 467 7. KOLONIALE STUDIËN. Onze petroleumindustrie en de internationale positie van Nederlandsch-Indië.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 47