zal leeren, dat de Geallieerden de zege hebben behaald over stroomen
van olie".
Evenals voor het leger is petroleum ook voor de vloot een onmisbare
brandstof. Bij het stoken met olie vermindert de zichtbaarheid eener vloot,
terwijl de bewegelijkheid ten zeerste wordt verhoogd evenals de wer
kingssfeer.
Gedurende den slag van Jutland hebben alleen die schepen, die met
petroleum stookten, hun proeftochtsnelheid kunnen halen. Overal is het
stoken van petroleum op oorlogsschepen toegenomen, zelfs in Japan, welks
„hesitation to adopt the ,.oil only" system for warships, is due to the
uncertainty respecting oil supplies" zegt Bywater.
Japan is thans bezig gioote olie-voorraden aan te leggen en is begonnen
het aantal harer tankschepen belangrijk uit te breiden.
Na op deze wijze het groote belang van petroleum in tijd van oorlog
te hebben aangetoond, gaat schrijver over tot een bespreking der pe
troleum trusts.
Hieruit zien wij dat er gesproken kan worden van twee concurreerende
wereldtrusts: de Standard-Oil-Company en de Koninklijke Shell-groep.
Tijdens den oorlog was er wapenstilstand, na den oorlog ontbrandde
weder de belangenstrijd.
Amerika steunt de Standard Oil belangen, Engeland die der Koninklijke
Shell-groep.
Naast deze beide groote concerns werken nog de Anglo-Persian en de
British Controlled Oil Fields, een jonge Canadeesche maatschappij.
Van deze beide laatsten zegt reeds de naam voldoende in welk gedeelte
der belangensfeer zij werkzaam zijn.
Schrijver gaat dan achtereenvolgens het ontstaan der groote maatschap
pijen na en geeft een overzicht van den huidigen stand van zaken.
Wat betreft de Standard Oil zien wij o a. vermeld, hoe betrekkelijk kort
geieden het er met den petroleumrijkdom der V. St. v. A. zeer somber uitzag.
Men berekende toen, dat in verband met de geschatte beschikbare
hoeveelheid petroleum en het jaarlijksch verbruik, de petroleumvoorraden
van Amerika in 15 a 20 jaren zouden zijn uitgeput.
Hoe weinig waarde dergelijke schattingen van olie-voorraden in den
bodem hebben, blijkt wel uit het feit, dat er thans van onderproductie in
Amerika reeds geen sprake meer is en er integendeel een maandelijksch
overschot van ±9 milioen barrels valt te constateeren.
Over de Koninklijke Shell groep lezen we hoe deze combinatie ontstond
door het samengaan van Nederlandsche en Engelsche maatschappijen.
De geruchten, dat de Engelsche regeering aandeelen in deze groep bezat,
zijn officieel tegengesproken.
Wel is de expansie-politiek van het concern innig verbonden met de
politiek van Engeland.
Anders staat het met de Anglo-Persian waarin de Britsche admiraliteit
der aandeelen bezit.
Daardoor ontstaat een groot gevaar. Sydney Brooks zegt in zijn artikel in
de Fortnightly Review van Maart 1921: „if one Government allies itself
with private trading interests mainly or exclusively for the
benefit of its own nationals, other Governments will be bound to follow
suit, and the result can only be an intensification of all the economic
feuds and rivalries that are already the stubbornest obstacles to peace and
confidence".
Terecht zegt Dr. F. de Br., dat de brandstoffenpolitiek der twee grootste
zeemogendheden in de toekomst een voorwerp van bittere rivaliteit dreigt
te zijn. Hoewel Japan beschikt over bronnen in het eigen land, op Formosa
en Sachalin, voorzien deze geenszins in de behoeften van de derde groote
zeemogendheid van den Pacific.
Generaal Sato berekende, dat een Jap. eskader van 8 slagschepen, 6
slagkruisers en daarbij behoorend klein materieel in 4 dagen alle stook-
469