In 1884 nam de rijschool te Pinerolo deel aan het concours
hippique te Turijn.
Het programma was als volgt:
1). 5 j. Ital. paarden op trens in stap en draf.
2). 7 j. Ital. paarden, militaire dressuur en nemen van hinder
nissen.
3). 8 j. Ital. paarden, algeheele dressuur en springen.
4). Hooge school, onderofficieren op paarden van alle rassen
(Volte, pirouetten, galop, pesade, capriole).
5). Officieren-leerlingen op paarden der school; ridderspelen
(houwen en steken), springen van hindernissen.
6). Hooge school naar eigen kunnen.
7). Voltigeeren en springen van hindernissen op ongezadelde
Ital. paarden.
8). Hooge school onderofficieren (verzamelen, schooltred, tra
vers, passage, capriole).
9). Officieren-leerlingen op eigen paarden galop, springen.
Van de door den Generaal Lanzavecchia di Buri en Paderni
aangewezen weg in de vrije natuur was, naar uit het program
blijkt, niets gekomen. Men had te veel tegenstand te overwinnen
en het conservatisme was te groot.
De cavalerie was weer geheel in het oude manegerijden ver
vallen.
Dat deze leermethode ontoereikend was, bleek in 1891 bij een
ruiterfeest in Tor di Quinto. De onbekwaamheid der paarden en
de onervarenheid der ruiters was daarbij zoo in het oog loopend,
dat de afgevaardigde Tomasi Crudeli zich gerechtigd voelde zich
in het zelfde jaar in het debat over de militaire begrooting te uiten
als volgt:
„Ik zal geen onnoodig betoog leveren om de noodzaak van
verandering in onze cavalerie te bewijzen, want dit bewijs is reeds
in Tor di Quinto geleverd. Het campagne-rijden wordt bij ons
niet beoefend".
Het ministerie nam dadelijk maatregelen om verandering te
brengen in dezen toestand; 24 October 1891 kwam ter zake een
rondschrijven en werd de eerste aanvullingscursus in campagne
rijden in Tor di Quinto ingevoerd. De directeur van den cursus
werd de Markies Luciano di Reccagiovine, een hartstochtelijk
ruiter en een goed kenner van de Romeinsche Campagna. Dat
was reeds een goed begin, maar er bleef nog over, den cursus
van Pinerolo met dien van Tor di Quinto in overeenstemming te
brengen. Men moest voor de grondbeginselen van de africhtings-
kunst nieuwe banen zoeken. Generaal Berta heeft daartoe zeer
veel bijgedragen. Hij was het, die de jonge baanbrekende elemen
ten om zich heen wist te verzamelen. Hij voerde de eerste Ieren
in en bracht Pinerolo en Tor di Quinto in volkomen harmonie te
zaam. Hij was ook de beschermer van Caprilli, toen men dezen
424