470 olie verbruikt, die Japan in een heel jaar 'produceert, indien alle een heden dier vloot met olie stookten. „Bij een oorlog in den Pacific", zegt schrijver, „zal Japan voor wat haar brandstoffenvoorziening betreft in hooge mate afhankelijk zijn van den goeden wil der neutralen. Nederlandsch-Indië is in den Pacific het land, dat verreweg de meeste petroleum produceert en waar uit het voorgaande blijkt van hoe groot belang, zoowel economisch als militair, petroleum is voor de drie groote mogendheden van den Pacific, daar zal het duidelijk zijn, dat er een nauw verband is te leggen tusschen onze petroleumindustrie en onze internationale positie. Dr. F. de Br. bespreekt daarna ,,'s Lands defensie en petroleum". In de eerste plaats gaat hij na, op welke inzichten het Nederlandsche beleid berust en geeft daarvoor aan, hetgeen Minister van Karnebeek zeide in de Memorie van Antwoord aan de le Kamer op de Begrooting van 1923, n.l. dat Nederland een politiek van zelfstandigheid zal voeren. De minister vermeende, dat het woord neutraliteit te zeer aan een nega tieve en passieve houding doet denken en zeide o.m. „Dit zelfstandigheidsbeginsel trouwens is een postulaat van de natuur lijke en staatkundige positie van Nederland, gelijk deze ook historisch is te verstaan". Staatsraad Struijcken schreef in zijn politiek testament: „Nederland zelfstandig, niet dienstbaar aan welke vreemde politiek ook; de grondidee van de active politiek der vaderen is ook in zijn huidigen vorm, die der politieke afzijdigheid, het juiste richtsnoer gebleken". Doch ook waarschuwde Mr. Struijcken tegen overdreven vertrouwen op den volkenbond en in de verklaringen der „Big Four" betreffende de eer biediging onzer territoriale rechten in Indië. Hij acht een krachtige verdediging van Indië noodzakelijk. Dr. F. de Br. leidt nu uit de beginselverklaring van onze leidende staatslieden af, dat dus de taak van ons leger en onze vloot enkel bestaat uit het zorgen, dat wij buiten de conflicten in de Pacific blijven en overigens door politie maatregelen rust en orde in den Archipel handhaven. Dit noemt hij: „de theoretische grondslag voor onze zelfstandigheids- politiek". In hoeverre zal ons bij een oorlog in den Pacific toegestaan worden, deze politiek te volgen en welke middelen moeten ons ten dienste staan, om een ingrijpen van anderen tegen te gaan? „Wanneer er geen machtige neutralen zijn", zegt schrijver, „die moeten worden ontzien, zooals tijdens den wereldoorlog het was, toen Amerika nog niet aan den oorlog deelnam, wordt in den regel met de rechten van neutralen geen rekening gehouden". Napoleon ging van het standpunt uit dat er geen neutralen bestaan en hierop doorredeneerend, concludeert Navarino dat er geen „non-contraband articles" bestaan. (Fortnightly Review September 1923). Mahan voorspelde 25 jaar vöör den wereldoorlog: „For two hundred years Engeland has been the great commercial nation of the world. More than any other her wealth has been entrusted to the sea in war as in peace; yet of all nations she has ever been most reluctant to concede the immunities of commerce and the rights of neu trals. Regarded not as matter of rights, but of policy, history has justified the refusal; and if she maintains her navy in full strength, the future will doubtless repeat the lesson of the past". In den grooten oorlog werd inderdaad deze les wederom gegeven en voor de toekomst wordt ons o.a. de richting gewezen door uitingen van Engelsche schrijvers. Zoo zegt Navarino„Conversely if we possess Seapower and do not use it to excert such pressure as we can, we deprive ourselves of perhaps the most effective weapon to win the war".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 50