473
vloot, waaraan ook de verdediging van Nederl.-Indië zou worden opgedragen.
Dr. F. de Br. schaart zich aan de zijde van den vice-admiraal Bauduin,
waar deze zeide„Zoolang wij de gedachte aan verdediging van Indië niet
loslaten, zullen wij geen enkel resultaat bereiken en zal steeds oneenigheid
onder deskundigen en wantrouwen bij de volksvertegenwoordiging blijven".
Ook hij wil de neutraliteitsvloot als boven omschreven in den geest van
het daarvoor door den vice-admiraal Bauduin gemaakte ontwerp.
Voor deze vloot zouden dan geen „dure basis en steunpunten" noodig zijn.
Hij herinnert aan het optreden van de „Embden" en het eskader van
von Spee en zegt:
„Zoo kan ons kruisereskader zonder basis den vijand dan ook nog heel
wat last bezorgen, als de actie van die kruisers in tijd van vrede even goed
wordt voorbereid als het optreden der Duitsche kruisers in den Pacific."
Wij wijzen er op, dat het woord „vijand" het begrip neutraliteit hier
reeds uitsluit En men handhaaft toch geen neutraliteit met een optreden
van kruisers a la EmbdenHet betoog is hier niet sterk
Als grootste bezwaar tegen basis en steunpunten voert hij echter aan,
dat het bestaan daarvan ons veel eerder in een conflict zou betrekken dan
dit zonder het geval zou zijn.
Hij zegt: „Nu kan niet worden ontkend, dat wij veel meer waarde
als bondgenoot zouden krijgen voor een der Groote Zeemogend
heden en wel in het bijzonder voor Engeland of (en) Amerika, als wij de
beschikking zouden hebben over vlootbasis en steunpunten. In geval van
oorlog zou dus de kans grooter worden op pogingen van die zijde om
ons in het conflict te betrekken". Wij zouden willen vragen: „Is de olie
in dat opzicht reeds niet veel en veel gevaarlijker?"
Tegen een vooropgezet bondgenootschap met de Angelsaksische mo
gendheden bestaan naar zijne meening
le moreele bezwaren,
n. 1. de overweging, dat waar Japan hoogstwaarschijnlijk naar expansie
zal streven op het vasteland van Azië en ons dus met rust zal laten, er
voor ons geen motieven kunnen gelden ons tegenover Japan te stellen;
2e practisch politieke bezwaren,
omdat niets veranderlijker is dan politieke verhoudingen;
3e militaire bezwaren,
omdat de strategische positie van Japan in den Pacific buitengewoon
sterk is.
„Daarom is het", zegt hij, „een eisch van voorzichtigheid, dat wij onze
zelfstandigheidspolitiek zoo streng mogelijk doorvoeren en dat wij zelfs
den schijn vermijden, dat ons verdedigingsstelsel gebaseerd is op deelne
ming als bondgenoot aan een Pacific oorlog."
Als Dr. F. de Br., resumeerende, zegt:
„Het is voor het voeren van een zelfstandigheidspolitiek allereerst noo
dig de oliehavens te doen bezetten door het landleger, dat in samen
werking met de vloot ons de vrije beschikking over die havens moet
waarborgen. Overigens worde de Indische vloot uitsluitend belast met de
handhaving van de neutraliteit en de inwendige rust en orde" dan kunnen
wij zeer zeker met hem accoord gaan, doch willen er op wijzen, dat
voor het bewaren van rust en orde en het handhaven der neutraliteit
in het overige deel van den archipel niet alleen op de vloot gerekend
zou mogen worden, doch ook het leger behoorlijk voor die taak georga
niseerd zou moeten zijn.
Zeker is het, dat, hoe dan ook onze politiek moge zijn en hoe ook onze
defensie geregeld zou worden, onze oliehavens, door het steeds stijgende
belang van petroleum, veel meer dan vroeger onze aandacht vragen.
Dit helder te hebben aangetoond aan den lezerskring der „Koloniale Studiën"
is de groote verdienste van de studie van Dr. Feuilletau de Bruyn.
Bk.