6, Aan de commandanten der S.V.O. behoort de meest mogelijke vrijheid te worden gelaten bij de uitvoering hunner taak. 7. De inspectie van het M. O. kan in verband met het vorenstaande worden opgeheven. „Uit de oude doos*' is, als altijd, weder het lezen waard. Luitenant Merckelbach bespreekt „Het oversteken van rivieren", mede naar aanleiding van de demonstratie, den 27en Mei 11. door de Sportschool gegeven onder leiding van Luitenant-Kolonel Diemont. Ten slotte de gewone rubrieken. M. B. 9. OVERZICHT DER NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Militaire Spectator, Maart. Door den oud-generaal Logger worden diens beschouwingen omtrent de herziening van de militaire onderwijswet voort gezet. Thans behandelt hij de practische opleiding van den a.s. beroeps officier. Schrijver acht hei niet wel mogelijk den jongen officier op de opleidingsinrich'.ing practisch zoover te bekwamen, dat hij dadelijk geheel bruikbaar is, doch meent, dat men zich met een zekere mate van prac tische bruikbaarheid tevreden moet stellen. Dit geeft geen bezwaar, mits bij den troep zelve, zoowel in Nederland als in Indië, voor de verdere practische vorming van de jonge officieren bijzondere maatregelen worden genomen. Een ander belangrijk punt is de detacheering bij den troep. De deta cheering is indertijd vooral in het leven geroepen, om de aanstaande offi cieren in de gelegenheid te stellen, den soldaat te leeren kennen. De resultaten zijn nooit zoo heel bijzonder geweest. Men had bij den troep geen tijd en gelegenheid om zich, behalve aan de militie, ook nog aan een betrekkelijk groot aantal cadetten te wijden en niet altijd konden dezen geplaatst worden bij commandanten van wie verwacht mocht worden, dat zij die eigenschappen bezaten welke waarborgen zouden zijn van een goede leiding van de a.s. officieren. Thans hebben de detacheeringen in het geheel geen zin meer, daar de dienstplichtigen slechts zoö kort onder de wapenen zijn, dat de detacheering van a s. officieren dikwijls zeer ongelegen komt- De schrijver voelt er daarom meer voor, aan de K.M. A. detachementen te plaatsen ten behoeve van de oefeningen der cadetten. Wat ons betreft, wij betwijfelen het of daarvoor, gezien de huidige legertoestanden in Holland, wel veel te zeggen valt. Verre geven wij de voorkeur aan de wederinstelling van de oude oefenkampen, waar de a.s. officieren gezamenlijk, en onder leiding van hun eigen officieren, verschil lende practische oefeningen doorloopen. Verder wijdt de schrijver aandacht aan de kwestie, in hoeverre een bijzondere opleiding voor den dienst in Indië noodig is. Hij geeft gaarne toe, dat de practische opleiding van de voor Indië bestemden altijd wel iets te wenschen heeft overgelaten. Hij is echter van meening, dat daaraan nu eenmaal niet veel te veranderen valt en dat een zekere mate van oefening volgens de Nederlandsche voorschriften niet gemist kan worden. Hij acht dit niet zulk een groot bezwaar, mits de cadetten slechts goed practisch geoefend zijn. Dan zullen zij zich in Indië wel gauw aanpassen aan de andere omstandigheden. Het tweede artikel is van zeer groot belang. Het handelt over „het terrein" en is van de hand van den kapitein Van der Vijver, die de Fransche Hoogere Krijgsschool heeft bezocht. „Le terrain est une arme permanente", zoo vangt hij aan en hij slaagt er zeer wel in, ons een denkbeeld te geven van de beteekenis, welke de Franschen, en zeer terecht, aan het terrein hechten. 475

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 55