478
ging. Van bepaalde verkenning zal niet veel kunnen komen; daartoe mist
zij de noodige aanvalskracht.
Verder noemen we nog een artikel over schietopleiding van den heer
Mathon, een beschouwing over het Fr. cav. reglement door Lawick, beschou
wingen over het Duitsche en het Fr. reglement, het vervolg van het artikel
over het gevecht bij den Kemmelberg en ten slotte iets over paardenaan-
vulling en veterinairen dienst in het Duitsche leger tijdens den oorlog.
Cavaleristisch Tijdschrift. April. Over de marschsnelheid van de Lichte
Brigade handelt een artikel van den heer Mathon. De schrijver wijst er op,
dat de marschsnelheid van verkennende lichamen in oorlogstijd heel wat
minder groot is dan bij manoeuvres; hij staaft dit met voorbeelden. Verder
waarschuwt hij er voor, dat de wielrijders niet te veel gebruik moeten
maken van hun grootere snelheid, willen zij niet, zooals bij manoeuvres
al vaak bleek, „allein und vorzeitig'' in gevecht komen.
Eveneens over de Lichte Brigade schrijft de heer Wirix en wel naar aan
leiding van het artikel van den heer Alting van Geusau, hetwelk wij reeds
noemden. De schrijver geeft als zijne meening te kennen, dat de Lt. B.
kan gebruikt worden vóór het gevecht: als verkenningsorgaan, tot het
vasthouden van gewichtige lijnen of punten, totdat zij door achter haar
volgende infanterie zal zijn afgelost, voor het versluieren en dekken.
Gedurende het gevecht: tot het bedreigen van een van 's vijandsvleugels
of tot het tegengaan van een overeenkomstige onderneming, door te tegen
partij ondernomen, en als vuurreserve. Na het gevecht: voor de vervolging
of tot dekking van een terugtocht.
Ook deze schrijver geeft zijne inzichten ter zake nader ten beste, daar
het, zooals hij zegt, noodig is het vraagstuk van verschillende kanten te
bezien.
Met belangstelling valt kennis te nemen van het artikel over de oplei
ding in den ordonnansendienst van den heer Van den Berg van Saparoea.
In den oorlog is gebleken, dat in vele gevallen de ordonnans nog het beste
en betrouwbaarste verbindingsmiddel was. De schrijver wijst er daarom,
o. i. zeer terecht, op dat er niet genoeg zorg kan worden besteed aan de
opleiding van de menschen in deze richting. Hij geeft zeer nuttige wenken
ter zake, die m. i. ook hier in Indië wel aandacht verdienen
Ten slotte vermelden we nog het vervolg van het artikel over het
Duitsche en het Fransche cavalerie-reglement en het slot van het artikel
over het optreden van de Fransche cavalerie in den slag bij den Kemmel
berg in het voorjaar van 1918. alsmede een stuk over het Fransche
cavalerie-reglement. Een belangrijke aflevering.
Militair Rechterlijk Tijdschrift. Afl. 5. In dit nummer treffen we aan het
K B. houdende voorloopige voorzieningen omtrent het georganiseerd over
leg voor het personeel der landmacht.
Hieruit blijkt, dat er twee commissies zullen zijn, één voor de officieren
en één voor onderofficieren. Door den M. v. O. worden voor elke com
missie een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aangewezen.
Verder bestaat elke comm. uit tweetallen van leden, aangewezen door de
met name genoemde organisaties van militairen (voor zoover ze van dit
recht althans gebruik hebben gemaakt) en van zooveel leden door den
M.v. O. benoemd als die aangewezen leden te zamen tellen. De door den
M.v. O. aangewezen leden zijn dit „tot wederopzeggens toe". Dit lijkt ons
een zwak punt.
Overigens wordt de taak en de wijze van vergaderen, enz. van de com
missies geregeld.
K.
Mayors. April 1924. Majoor C. C. de Gelder schrijft over „De gesloten
exercitie en haar evolutie". Die evolutie spruit n z. m. voort uit twee
hoofdoorzaken, n 1. de vrijwel overal sterk verkorte eerste oefeningstijd,
waardoor voor het vormelijk deel der oefening zooveel minder tijd over
blijft, verder de zeer uiteenloopende bewapening en bepakking der moderne