dig verrichten de in Italië gefokte halfbloeds en volbloeds hetzelfde als de vroeger zoozeer bewonderde Ieren. Ik heb de overtuiging, dat met ieder voor rijpaard deugdelijk paardenras bij goede toe passing dezer methode en daaraan beantwoordende training het zelfde resultaat kan worden bereikt. Wat de africhting van den ruiter betreft, wil ik in het bijzonder nog wijzen op een artikel uit het Italiaansche cavalerie-ieglement, waarin gezegd wordt: „Het is goed zich ervan te overtuigen, dat de recruut door het terreinrijden op een gemakkelijke en aangename manier zijn zit bevestigt; dat hij hierbij leert, hoe hij op de beste manier zijn evenwicht moet regelen om vast in het zadel te zitten bij de ver schillende bewegingen van het paard en in de verschillende hou dingen, die het daarbij aanneemt". Hij leert dit veel vlugger, dan door het eentonige oefenen zonder beugels. Wie ooit recruten heeft afgericht, en hun krampachtige pogingen heeft gezien om hun met moeite verkregen zit in draf en galop te bewaren, waardoor noch stevigheid noch soepelheid bereikt wordt, zal deze woorden van het cavalerie-reglement als een openbaring beschouwen. Het rijden zonder beugels vermoeit den recruut. Hij rijdt zich door, het meermalen eraf vallen ontneemt hem zijn vertrouwen en lust, terwijl een flinke galop in het terrein, die, indien door den instructeur goed geleid, steeds zonder ongelukken afloopt, hem vertrouwen geeft in zijn paard en in zijn eigen kunnen. De rijkunstige ontwikkeling der Italiaansche cavalerie is gecen traliseerd in Pinerolo en Tor di Quinto. Ieder actief dienend cavalerie-officier bezoekt de scholen te Pinerolo en Tor di Quinto. De meeste onderofficieren moeten een onderofficierscursus in Pinerolo doorloopen. Officieren en onderofficieren brengen dan het aan de rijschool geleerde in den troep, zoodat de africhting van de soldaten en van de remonten geschieden kan naar de grondbeginselen, die aan de rijscholen worden onderwezen. De verhouding tusschen Pinerolo en Tor di Quinto kan als volgt weergegeven worden; in Pinerolo leert men de grondbeginselen, in Tor di Quinto daaren tegen leert men de toepassing in het afwisselende moeilijke terrein van de Romeinsche Campagna. Pinerolo en Tor di Quinto worden ieder jaar door een groot aantal vreemde officieren bezocht, die in opdracht van hunne regeeringen de Italiaansche rijmethode bestudeeren. Zoo waren er o. a. Russische, Engelsche, Poolsche, Zweedsche, Finsche, Deensche officieren (onder deze laatsten Zijne Konink lijke Hoogheid Prins Vigo van Denemarken). In 1923 waren er in Pinerolo een Zweedsch, een Engelsoh, een ZWitsersch, en 5 Joegoslavische officieren. 427

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 7