en verzenden van allerlei goederen; de bouwkosten voor elk magazijn varieerde van 14 30 millioen dollars. Het Amer. Gouvernement nam de Duitsche dokken te Hobokèn in beslag, evenals de zeer uitgebreide werken van de Bush Terminal en men construeerde bij de Brooklyndokken de grootste hangar van de wereld voor de opschuring en de verzending van goederen tot den prijs van 30 millioen dollar (alleen voor den bouw, want de terreinen werden in beslag genomen). Deze hangar had :eene capaciteit voor 10.000 wagons van 30 ton goederen en voor de lading van verscheidene koopvaarders. De inrichtingen te Phiadel- phia, Norfolk en Charleston waren bijna even groot. In het algemeen werden de voor het Amer. expeditiekorps aan geschafte goederen direct naar de havens verzonden, terwijl de depots in het binnenland werden benut voor de ravitailleering van de in de V. S. te oefenen troepen (op het moment van den wapenstilstand bedroeg het aantal ±2y2 millioen man). De magazijnen en stellingen in de groote havens zijn eigendom gebleven van het leger; enkele zijn echter aan gemeentebesturen en particuliere maatschappijen verhuurd, onder voorwaarde dat in oorlogstijd de in gebruik genomen gedeelten onmiddellijk aan het leger zullen worden afgestaan. Men beschikt thans over 3 algemeene reservedepöts, 2 alge- meene territoriale depots, 5 algemeene tusschendepöts en een groot aantal andere depots onder het onmiddellijk toezicht van verschillende dienstchefs staande, zooals munitiedepots, depots voor den vliegdienst enz. Onder het toezicht van den Intendant- generaal te Washington stonden tijdens den oorlog 15 depóts, waarvan 2 confectie-ateliers waren. De algemeene reserve- en tusschen-depóts bevatten goederen behoorende tot meer dan een ravitailleeringsdienst. Elke dienst had eene eigen organisatie, doch het hoofd van het geheel, dat verantwoordelijk was voor de veiligheid, het onderhoud en de werkzaamheden van alle in het depót vertegenwoordigde takken van dienst, werd aangewezen door den Chef van den Generalen Staf. De territoriale depóts zijn gelegen in het district van het 8e Legerkorps (nabij de Mexikaansche grens) en zijn onderworpen aan de controle van den generaal, commandant van dat korps. Men schaft de Intendance-benoodigdheden gewoonlijk, nl. indien de prijzen zulks toelaten, plaatselijk aan, met uitzondering van de kleeding. Vleesch, meel, kolen, suiker, voertuigen, harnachement en kleeding worden als regel voor het geheele leger in de groote industrie centra aangeschaft door het bureau van den Int.-Gen. te Washington. Zoo slaat men o. a. het meel bij groote quanta tege lijk te Chicago in. Zijn de vervoerkosten echter zoodanig, dat het voordeeliger zou zijn eene andere wijze van aanschaffing toe te passen, dan worden deze aankoopen gedecentraliseerd. Voor het bevroren vleesch sluit de Intendance belangrijke con- 501

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 11