geils worden aangemaakt. Deze voertuigen waren evenwel veel te lomp en te zwaar. De waterwagen woog bijv. 550 K. O.; het voer tuig bestemd voor den munitie-opvoer 1400 K. G. F:en deel dezer voertuigen moest dus door betere en lichtere worden vervangen, terwijl voorts v. z. m. gebruik werd gemaakt van camions, die bij den opvoer een groote rol hebben gespeeld. 2. HET DUITSCHE INFANTERIE VOORSCHRIFT. (Vervolg) door M. R. H. Calmeyer. Deel II omvat alles, wat betrekking heeft op de compagnie en hare onderdeelen en is verdeeld in: a. Opleiding van den enkelen man („Einzelausbildung") b. De Geweergroep („Schiitzengruppe") c. De L. M.-groep. d. De Sectie. e. De Compagnie. A. 1 EXEjRCITIEN ZONDER EN MET GEWEER begint met de gulden woorden: „De nadeelige gevolgen van fouten en tekortkomingen bij de opleiding van den enkelen man kunnen later zelden geheel worden opgeheven en nimmer door oefeningen in grooter verband. Het is daarom plicht, den troep den tijd te geven, die voor de, slechts langzaam bereikbare, volmaakte op leiding van den enkelen man noodig is" (p. 1). Volkomen het zelfde zegt het Fr. regl. met de woorden (I blz. 22): „De indivi- dueele opleiding is de grondslag voor de opleiding van den troep. Men kan hier in den aanvang niet te veel tijd aan geven". Te meer geldt dit voor ons leger, waar, bij de snelle doorstrooming in de veldcompagnieën, aldaar een zorgvuldig doorgevoerde detailop leiding slechts zelden mogelijk is, terwijl aan onze recruten nog meer moet worden bijgebracht dan in een Europeesch leger. Op het gebied der houding tijdens het marcheeren kent het D. regl. drie vormen: „Ohne Tritt", „im Gleichschritt" en „im Gleichschritt-Achtung" (p. 6 8), tegen ons „in het gelid vrij" en „in de houding"waardoor vermeden wordt grootere strafheid te eischen, dan de aard van den marsch medebrengt2). 2. OPLEIDING TOT SCHUETZE" (d. i. soldaat uit de ge weergroep) geeft een denkbeeld van de hooge eischen, die het moderne gevecht aan den soldaat stelt. Slecht indien een onstui mige aanvalslust en de onverzettelijke wil om zoonoodig tot het uiterste stand te houden, vereenigd zijn met een volmaakte licha- 506 Zie I. M. T. 1924 No. 5. 2). Zie hierover uitvoeriger: ,,De gesloten exercitie en haar evolutie" door C. C. de Gelder, Manors" 1924 blz. 209.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 16