Samenwerking met nevengroepen en hulpwapens, in het bij zonder met een L. M. groep. Hand in hand hiermede gaat theorie over den invloed van vijandelijke vliegtuigen en vechtwagens (p. 87). 2. VORMEN VAN DE GEWEERGROEP. a. De gesloten orde. Grondvormen zijn: de linie op 2 gelederen, de colonne met tweeën, de colonne met éénen (p. 88). b. De geopende orde. Grondvormen zijn: de tirailleurcolonne en de tirailleurlinie (p. 113). De tirailleurcolonne, welke vorm in ons „R. nog gemist wordt, hoewel de noot bij blz. 5 van het GV. er wel op zinspeelt, is een onregelmatige colonne met éénen, met bevolen afstanden tusschen de manschappen. Zij leent zich bijzonder voor het benutten van smalle terreindekkingen, voor het doorschrijden van art. vuur en voor flankdekkingen. Daar zij van ter zijde het voorkomen van een linie heeft, is zij bij flankee- rend Z. M. vuur niet aan te bevelen (p. 116). De tirailleurlinie, een onregelmatige linie met bevolen tusschenruimten, leent zich bij zonder voor het afgeven van frontaal vuur (p. 117). Beide vormen worden dikwijls aangenomen op „aanwijzingen" van den g. ct., anders op cos als: „Groep A. richting toren op 8 pas in tirailleur colonne" De manschappen volgen ongedwongen dén voorop gaanden g. ct. „Groep A. richting alleenstaande boom op 5 pas in tirail leurlinie"De helft der manschappen komt links, de andere helft rechts achter den g. ct. Moet de ontwikkeling niet in voorwaartsche richting gebeuren, dan dient het co. dit aan te geven, b. v. met de woorden „Achter dit dijkje op 5 pas in tirailleurlinie"Is een snelle ontwikkeling geboden, dan volgt het co.: „looppas". (Bij ons is dit niet noodig, daar p. 92 „R. steeds looppas eischt) (p. 114). De bevolen tusschenruimten en afstanden dienen steeds slechts om de ge dachte te bepalen en zijn nimmer bindend; kleine tusschenruimten (beneden 5 pas) zijn soms noodig om de mitr.'s gelegenheid te geven tusschen de groepen door te vuren en tot het verkrijgen van stootkracht voor een stormaanval (p. 115). De beide grondvormen zullen vaak in volkomen onregelmatige „tirailleur zwermen" over gaan, welke niet gereglementeerd kunnen worden (p. 118); soms ook zal de groep zich halveeren, waarbij één helft onder den opvolger g. ct. komt, en ieder deel een anderen vorm kiest (p. 113). Het geweer wordt geheel naar verkiezing, desgewenscht ook aan, doch niet op den schouder, gedragen (p. 119). (Verg. „R.L" p. 89). Opvallend is de groote soepelheid en vrijheid, welke de oorlogs ervaring blijkbaar noodig heeft geoordeeld en welke alleen bij zeer goed geoefende en gedisciplineerde troepen niet tot bandeloosheid zullen leiden. Het Fr. regl. gaat met de uitspraak: „Er bestaat voor de groep geen enkeie normale aanvalsvorm" (II, p. 273), in 513

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 23