meer aan en geven thans elkaar vuurdekking. Van 150 M. af komen
de geweergranaten het vuur der overige wapens aanvullen.
Meent de g. ct. dicht genoeg genaderd te zijn, dan laat hij de
bajonet opzetten, een handgranaatsalvo afgeven (van 25 tot max.
40 M.) en op zijn schreeuw of fluitsignaal en voorbeeld stort de
groep zich, zoo gelijktijdig mogelijk, onder luid „hoera" geroep,
met het blanke wapen op den vijand. Meestal zullen de zw. inf.
wapens vooraf door een afgesproken sein gewaarschuwd moeten
worden, hun vuur te verleggen. Gelukt het binnendringen, dan
bezet de groep onmiddellijk de genomen stelling en geeft vervol
gend vuur af. Dit is psychologisch het moeilijkste oogenhlik voor den
g. ct.hij moet zijn manschappen weer in de hand krijgen en zorgen
dat zij in hun overwinningsroes niet uit achterwaarts gelegen vijan
delijke nesten in elkaar worden geschoten; de verbinding met
L. M., nevengroepen en s.- of gev. g. ct. herstellen; op zijn hoede
zijn voor vijandelijke gevechtsvliegtuigen, welke hunne wankelen
de infanterie te hulp snellen (zie Deel I, D 12 b), evenals voor een
tegenstoot en tenslotte besluiten, wat verder te doen. Gewoonlijk
volgt nu de doorbreking der vijandelijke dieptezöne, waartoe de
voor den stormloop samengetrokken stootkracht weer ontwikkeld
moet worden tegen nieuwe nesten. Is de zone doorbroken, dan
volgt een onafgebroken vervolging; de voorste groepen bijten zich
aan den tegenstander vast en laten dien niet meer los (p. p. 148
149). Komt de aanval daarentegen tot staan, dan klemt de gr. zich
aan het terrein vast. Eenmaal veroverd terrein mag niet meer worden
prijs gegeven (p. 155).
De niet in het voorste échelon ingezette groepen winnen op over
eenkomstige wijze terrein. Zij nemen deel aan het vuur, indien
openingen tusschen de voorste groepen dit toelaten. Scherpschut
ters kunnen dikwijls van hooge punten over deze groepen heen
vuren. De afstand tot de voorste groepen hangt van de omstan
digheden af (Fr. 100 300 M.; N. I. aanvankelijk 400 M., zie
,,G. V. I." p. 56) en wordt geleidelijk verkort, om bij het binnen
dringen voldoende stootkracht bij de hand te hebben. Ziet de g.
ct., dat in het voorste échelon een opening te breed wordt of een
groep uitgevallen is, dan rukt hij zelfstandig ter versterking op
(p. 154). Deze zeer ver gaande bevoegdheid troffen wij in andere
voorschriften nergens aan; evenals ons ,,G. V. (p. 58) kent
ook het Fr. ,,j?. d'I." (II p. 237) deze bevoegdheid slechts aan
den- comp. ct. toe. Geen enkel leger waagt het trouwens in het
decentraliseer en zoo ver te gaan, als het D. dit op ieder gebied
doet. Toch gelooven wij, dat dit, mits men zich in staat acht kader
en manschappen daartoe voldoende geschooldheid en tactisch
inzicht bij te brengen en alle eenheden door weinig mutaties
en langen diensttijd geheel ingespeeld zijn, de juiste richting
Er zijn 9 granaatgeweren en 150 geweergranaten oer comp.
516