is. Alle berichten van hen, die het moderne gevecht zelf doorleef
den i), wijzen uit, dat dit vrijwel alle orde en regelmaat vernietigt
en de verbanden, grooter dan een groep of zelfs halve groep, spoe
dig oplost, kortom een chaos schept. Wie nu in vredestijd dezen
chaos beoefent en a. h. w. georganiseerd en tot stelsel verheven
heeft, zal betere oorlogsresultaten bereiken, dan degenen, die den
troep aan een regelmatige, goed geleide gevechtsvoering heeft
gewend en hiervan in de werkelijkheid onvoorbereid grootendeels
afstand moet doen. Acht men het evenwel niet mogelijk hiertoe
de opleiding voldoende hoog op te voeren en vooral slaat men de
innerlijke hoedanigheden van den gemiddelden soldaat hiervoor te
laag aan, dan zal men wel gedwongen zijn meer te centraliseeren.
Dit vraagstuk is ongetwijfeld een der neteligste, welke thans bij
het samenstellen van nieuwe reglementen op den voorgrond
treden.
Een punt, waarover de buitenlandsche reglementen het even
wel geheel eens zijn, is dat van het versterken van groepen. Zij
stellen zich alle op het standpunt, dat een groep de ondeelbare
cel der organisatie slechts versterkt wordt, indien zij bijna ver
nietigd is, dus practisch opgehouden heeft te bestaan. De resten
der oude groep gaan dan op in de nieuwe; leeft de oude g. ct. nog,
dan neemt zegt het D. voorschr. de besluitvaardigste dei-
beide g. eten het co. op zich AV. II p. 154; d'I." II
p. 230; InfFr." I blz. 9). Van zoodanig versterken eener groep,
dat twee nieuwe groepen gevormd worden, welke de beide g. eten
dan onder zich verdeelen, zooals ons zich dit nog voorstelt
(p. 130 al. 10), is dus nergens meer sprake. Dit wordt verklaard,
doordat een L. (of G.) M. groep met 3, zelfs met 2, man haar
wapen nog kan bedienen en dus voldoende vuurkracht bezit en
een geweergroep met 3 of 4 man toch nog steeds de sterkte eener
gevechtsvaardige patrouille heeft, terwijl het moderne gevecht
bestaat uit het manoeuvreeren met groepen en niet uit het lineair
naar voren brengen eener tirailleurlinie.
Bij den strijd in de dieptezóne moet iedere volgende groep de
flanken eener voorgaande beschermen, zoodat deze onbekommerd
door kan stooten (p. 154).
In de verdediging is de g. ct. verantwoordelijk voor de inrich
ting en verdediging der aan hem toevertrouwde stelling. Hierbij
valt o. m. te bedenken, dat een matige, doch goed gemaskeerde
dekking beter is dan een krachtig versterkte opstellingsplaats, die
door de vijandelijke vliegers gemakkelijk onderkend wordt (p.
156). De groepen uit het voorste échelon hebben tot taak, mede
te werken aan de verdediging der lioofdweerstandslijn (p. 157),
d. i. (zie „F. u. G." p. 357) de voorste rand der dieptezóne; die,
517
Zie b.v. het beste D. werk op dit gebied: E. Jiinger „In Stahl-
gewittecn'.