welke meer achterwaarts liggen kunnen hier soms met hun vuur eveneens toe bijdragen. De taak dezer groepen is verder, een binnengedrongen vijand door flankvuur en tegenstooten tot staan te brengen. Hoewel dit hier niet uitdrukkelijk vermeld staat, blijkt later (p. 265), dat deze tegenstooten niet op initiatief van den g.-, doch op dat van den s.- of c. ct. uitgevoerd worden. De g. eten mogen in zwaar vijandelijk vuur voorwaarts en zijwaarts, nimmer achterwaarts, uitwijken, doch uitsluitend op bevel van den s. ct. (p. 157). Het stelsel der z, g. „elastische verdedigingis dus niet geheel losgelaten, doch zelfs het D. voorschr. durft hier den g. eten geen vrijheid te laten, hoewel juist in zwaar vijandelijk vuur het bevel van den s. ct. dikwijls moeilijk zal kunnen dóórdringen. Een moeilijk moment voor den g. ct. is dat van het terugkomen der voorposten; hij is verantwoordelijk, dat deze achterwaartsche beweging zich niet aan zijn groep mededeelt (p. 157). Is de groep zelf op voorposten, dan zal de ct. dikwijls opdracht hebben, vijan delijke verkenningsafdeelingen af te wijzen, doch bij een krach- tigen aanval achter de hoofdweerstandslijn terug te gaan. Dit eischt van hem op het beslissende oogenblik een moeilijk zelf standig besluit. In geval van twijfel is de stoutmoedigste handelwijze de beste. Gaat hij terug, dan is het zaak handig tusschen het eigen afweervuur door te laveeren (p. 161). Wat betreft de munitieaanvulling bevat het D. voorschr. een bepaling (p. 162), welke met al. 9 van p. 130 overeen komt, indien men aldaar de woorden „en deze" schrapt en toe voegt „en steeds tijdig munitieaanvulling vragen". Vergeten wij niet, dat in het moderne gevecht de groep niet versterkt wordt, zooals vroeger de tirailleurlinie, en dus niet automatisch munitie aanvulling krijgt. De organisatie daarvan wordt hierdoor een der moeilijke problemen der nieuwe gevechtsvoering. C. De L. M.-groep. 1. ALGEMEENE BEPALINGENDe L. M. gr. bestaat in den regel uit 1 g. ct., 4 L. M. bedieningsmanschappen en 3 geweer- schutters, w. o. 1 scherpschutter met kijkervizier, totaal 1 ct met 7 man. De beide gewone geweerdragenden kunnen z. n. uitge spaard worden om de geweergroepen op sterkte te brengen (p. 163). Voor L. M. schutters moeten de beste soldaten worden uit gekozen, terwijl de z. g. „Richtschiitze"de eigenlijke schutter en zijn opvolger een scherp gezichtsvermogen en krachtigen lichaamsbouw moeten hebben, teneinde de L. M. over lange af standen te kunnen dragen, er mede te kunnen springen, klimmen en kruipen, zoomede in beweging vuren (p. 165). De L. M. gr. voert 3150 patronen mede (bij ons thans per G. M. 1866), terwijl zich in den gevechtstrein van het bataljon per wapen nog 1066 patronen bevinden (bij ons 1283). 2. DE VORMEN DER L. M. GROEP. Als die der geweer- groep (p. 167). De g. ct., richtschutter en opvolger id. zijn bewa- 518

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 28