pen en de naburige L. M.'s en Z. M.'s waartoe z. n niet organieke Gevechtsgroepen" gevormd worden. (Zie ondei b. 6) (P- Bh den aanval gaan de L. M. groepen gewoonlijk vóór de ge weerd-roepen uit, achter hunne verkenners, totdat de geweergroe- nen dekking door vuur noodig hebben, of wel zij zelve gedwongen worden 's vijands vuur te beantwoorden. Boven 800 M. is tegen kleine doelen geen uitwerking te verwachten. Punt 3 van ons G. V. blijkt hiermede geheel in overeenstemming. Indien de s. ct. zich het bevel tot vuuropening niet voorbehouden heeft, wordt dit oeo-even door den g. ct. In bijzondere omstandigheden, zooals nlotsehng op den vijand stooten in bedekt terrein, opent de richt- sehutter zelfstandig het vuur (p. p. 192, 194). Het doel zal ge woonlijk door den g. ct., rekening houdend met de ontvangen gevechtsopdracht, van oogenblik tot oogenblik worden bepaald, soms evenwel is ruggespraak met den s - of gev. g. ct. mogelijk en noodig. In vele gevallen zal de voortgang het meest worden belemmerd door niet waar te nemen tegenstanders, zoodat ge vuurd moet worden tegen de plaatsen, waar deze vermoed wor den. Dit eischt evenwel groote bezonnenheid, wil munitiever kwisting vermeden worden. Of de L. M. gr. tijdens de doorvoering snel voorwaarts dringen moet, of in een gunstige vuurstelling larmer moet halt houden, de geweergroepen langs zich heen laten vloeien en tusschen de openingen door schieten, hangt van de omstandigheden af. Hoofdzaak blijft, dat hare vuurdekking het den geweergroepen (de stootkracht) mogelijk maakt den vijand'te be- reiken (p. 196). Wordt de L. M. onbruikbaar, dan zet de groep den strijd als geweergroep door (p. 198). Een zelfde bepaling bevat vet gedrukt het Fr. regl. (II: 283). Kort voor het bin nendringen (d. i. de eerste stormaanval) schieten de L. M. en alle geweerschutters der groep op de plaats waar de geweergroepen zullen binnendringen. Indien eenigszins mogelijk sluit de g. ct. zich met alle geweerdragenden bij den stormloop aan, terwijl de richtschutter het vuur zoo lang mogelijk voortzet en daarop de groep achterna snelt. Was het uit de laatste stelling niet mogelijk, den stormaanval met vuur te steunen, dan neemt ook de richt schutter hier aan deel, z. m. in beweging vurend (p. 199). Tijdens de doorbreking moeten de L. M. groepen voortdurend de vijande lijke nesten met frontaal- of flankeerend vuur binden en neerhou- den om zoodoende hunne bestorming in flank of fiont door de geweergroepen mogelijk te maken (p. 201). Bij de vervolging mogen de L. M. groepen den vijand niet meer tot bezinning laten komen; hierbij kunnen twee groepen dikwijls doelmatig samen werken; terwijl de een vuurt, gaat de ander voorwaarts (p. 203). Dit is het eenige geval, waarin het reglement het samenspel van twee L. M. groepen aanbeveelt, overigens is dit bij den aanval evenals ook in Fr., zie d'I." II: 50 als te kunstmatig los gelaten. Eén der weinige voorbeelden, dat de baanbrekende in- 520

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 30