4. EEN UITGEWERKT VOORBEELD VAN VUUR-
ZUIVERING EN VAN VEREVENING EENER
BATTERIJ,
door J, J. Beudeker.
Hoofdstuk VI van het Voorschrift voor de ArtillerieHet Schie
ten (V. S. A.), behandelt de vuurzuivering. In punt 207 lezen we
„Ieder vuur, waarvan de gegevens door nauwkeurig inschieten
zijn bepaald of waarvan de goede ligging op afdoende wijze is
kunnen worden gecontroleerd, wordt dienstbaar gemaakt aan de
voorbereiding van volgende vuren".
In punt 208:
„Daartoe worden de bij het inschieten verkregen vuurgegevens
herleid tot die, welke onder normale omstandigheden dezelfde
gemiddelde baan zouden hebben opgeleverd. Deze herleiding
heet vuurzuivering". Enz.
In punt 211
„Vergelijking van de gezuiverde gegevens met die, waarmede
het vuur werd geopend, ontdaan van de daarin begrepen cor
recties voor atmosferische invloeden, kan al naar omstandighe
denstof leveren voor gevolgtrekkingen omtrent de eigenschappen
der batterij (munitie) of omtrent de topografische ligging van
het doel".
Daar het toepassen van bovenstaande beginselen in de practijk
zijn eigenaardige moeilijkheden meebrengt, komt het ons nuttig
voor, hieronder een uitgewerkt voorbeeld te geven van de zui
vering van een bij de laatst gehouden schietoefeningen der artil
lerie werkelijk geschoten vuur.
Tevens zal worden nagegaan, tot welke gevolgtrekking voor
dit speciale geval het onderwerpelijke vuur aanleiding geeft.
Geschoten werd met een batterij veldartillerie van 3 stukken,
n. 1. de Boforskanonnen No. 38, 39 en 42. De stukken waren
in bovenstaande volgorde der Nos. van rechts naar links in de
batterij opgesteld. De plaats van het stuk van richting (1ste
stuk) was zoo nauwkeurig mogelijk op een kaart (schaal 1 op
20000) ingeteekend, evenals het inschietpunt, dat bestond uit
de begroeide neus van een heuvelrug, waarvan, evenals van het
stuk van richting, de juiste plaats door topografische metingen
nauwkeurig was bepaald.
Er was een richtbasis uitgezet ten behoeve van de zijdelingsche
richting der batterij.
Gevuurd werd met volledige vuurvoorbereiding, d.w.z. met in
rekening brengen der daginvloeden (zie V. S. A. punten 97 tot
en met 113), waartoe over een weerstation werd beschikt.
529