552
Kapitein Slothouber geeft het slot van zijn nuttig artikel„Voorbereiding
van artillerievuur" en beschouwt achtereenvolgens minimum-afstand en
dooden hoek, spreiding en kans op vuur in eigen troepen, de toepassing
van hulp- en ankerdoelen, de aanduiding van afwijkingen in de ligging
van het vuur door de infanterie in voorste linie, het vuurtempo en de
vuurtactische aanwijzingen naar het V. S. A. Dit voorschrift is voorloopig in
een beperkt aantal exemplaren gedrukt en dus voor weinig niet-artilleristen
bereikbaar, doch de verschijning in groote oplaag kan binnen korten tijd
worden tegemoet gezien.
De Militaire School vormt het onderwerp der twee volgende artikelen.
Beide bepleiten het handhaven van een vooropleiding in Indië tot de of
ficiersopleiding in Nederland, om de jongelieden in Indië niet in te grooten
getale uit te sluiten van de offici -rsloonbaan en ook hun een goede kans
te geven. Gewezen wordt oo het ger nge aantal middelbare scholen h 1.1.
en de voor velen onoverkomelijke kosten, aan de studie verbonden Po-
vendien wordt gevraagd, welke Indische ouders genegen zullen blijken,
hun zoon op hoop van zegen naar de scholen voor verlofsofficieren in
Nederland te zenden. Inderdaad, er dient een oplossing te worden gevon
den, en het is zeer te betreuren, dat men in Nederland de opleiding met
groote haast over een anderen boeg heeft geworpen zonder tijd te laten
tot gelijktijdige regeling van de opleiding in Indië
Luitenant Merkelbach geeft lezenswaardige aanteekeningen betreffende
het optreden van patrouilles in A'jeh en de houding van de bevolking.
v. d. B. bepleit het maken van korte metten met minder gewenschte
elementen in het leger, Kapitein Treffers een spoedige invoering van de
nieuwe „Rechtspleging Landmacht", ongeacht het andersluidend advies,
dat ter zake door het H. M G. zou zijn uitgebracht.
Verder „Oorlog in den Volksraad" en de gewone rubrieken.
M. B.
9. OVERZICHT DER NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.
Cavaleristisch rijdschrift. Mei. Het eerste artikel handelt over de
„Voorspits". Daar de cava'erie van een divisiegroep op grooten afstand
vooruit is (10 a 15 K M en daarmede het innig contact tusschen cav. en
inf. verloren is gegaan, bleek het wenschelijk om nog een andere schakel,
de voorsnits, zijnde een afzonderlijk beveiligend en verkennend lid der
voorhoede, in te voegen. Deze zal hoogstens 4 a 5 K.M vooruit mogen
gaan en, daar de sterkte slechts gering is (1 a 2 pel.,), zit er weinig ge
vechtskracht in. Deze voorspits kan ook versterkt worden met wielrijders
en zelfs uitsluitend uit wielrijders bestaan.
Zii zal alleen medewerking kunnen verleenen bij de verhindering van
's vijands verkenning en bij het beschermen van troepen tegen ver
rassende beschieting en om den verkenningsdienst aan te vullen.
Verder wordt de werkwijze van zulk een voorspits besproken en me
degedeeld, dat ze somtijds nog in tweeën gesplitst zal moeten worden om
de beide colonnes van de divisiegroep elk pen voorspils te kunnen geven.
Een tweede moeilijkheid is het feit, dat bij het naderen van den vijand de
voorhoede zulk een breed front gaat innemen, waardoor het beveiligen
van dat front door de zwakke voorspits nogal lastig wordt.
Het komt ons zoo voor, dat de heele zaak een weinig ingewikkeld is-
Waarom bindt men de divisiegroepscavalerie niet zoodanig aan de
colonne(s), dat die tusschenschakel niet noodig is? Waarom moeten die
eskadrons zoo ver vooruit, dat het door hen reeds doorschreden terrein
wedero nveilig kan word-n? A's die divisiegroepscavalerie eenvoudig tot
taak kreeg de colonnefs) te beveiligen, dan zou ze zoo ver niet naar
voren gaan. En uit die beveiligende taak zou vanzelf de verkennende taak
voortvloeien.