553 Het tweede artikel is een bespreking van de Duitsche en Fransche cavalerie-reglementen. De handelingen van de Engelsche cavalerie voor de verovering van Syrië vormen de stof voor het volgende artikel. Het stuk is verlucht met een paar duidelijke schetsjes. Het slotartikel geeft beschouwingen over de grondbeginselen voor de marschtechniek der Lichte Brigade. De schrijver biedt een tiental van die grondbeginselen ter overweging aan. Ook hij klaagt er over, dat er nog zoo we'nig vast staat omtrent het tactisch gebruik van de L.B. ofschoon deze nu al een paar jaar bestaat. Zekerlijk zullen de vele artikelen, welke daarom trent de laatste maanden verschenen, veel ter verbetering kunnen bijdragen. Militaire Spectator. Juli. Weinig konden we vermoeden toen we de laatste zin van de bovenstaande regels neerschreven, dat het eerste artikel hetwelk we daarna onder de oogen zouden krijgen, wederom zou zijn een studie, gewijd aan de tactiek van de Lichte Brigade. Thans van den heer Fabius. Het betoog heeft hoofdzakelijk ten doel om te waarschuwen tegen wat de schrijver duidelijk noemt „renpartijen'' en tegen het streven naar een maximum rendement vöèr den strijd. Verder wordt er de aandacht op gevestigd, dat men niet tè veel moet verwachten van de wielrijders Er zijn gelegenheden, bijv bij sneeuw en modder, dat zij buiten de groote wegen heel wat van hun snelheid inboeten. De schrijver pleit voor het invoeren van gemengde lichte regimenten, die z. i. in vele onzichten voordeeliger zouden uitkomen. Daarna bespreekt hij enkele zaken waarin hij principieel verschilt met het vroeger hier reeds genoemde artikel van den heer Alting von Geusau over hetzelfde onderwerp (Cavaleristisch tijdschrift, Febr.). Hoofdzakelijk in diens behandeling van de marsch techniek vindt hii zijn bezwaren. In een naschrift constateert laatstgenoemde schrijver, dat hij feitelijk geheel accoord gaat met den heer Fabius. Hij voelt echter niet zoo veel voor de samenvoeging van cavalerie en wielrijders, speciaal in bepaalde omstandigheden en in kleine verhoudingen. De heer Mattern geeft een studie over het vernielen en het herstellen van bruggen, dat zeker onze pioniers wel zal aantrekken. Voor d'e ruiters biedt het volgende artikel van Dr. Thomassen over de beteekenis der lagen voor de africhting, het gebruik en den algemeenen toestand onzer remorten, naar het ons voorkomt heel wat stof ter ernstige overdenking. Ongetwijfeld zal het artikel wel tot critiek aanleiding geven. Militaire weerdienst heet het stuk van den heer De Pauw, dat het slotartikel van deze aflevering vormt. Het handelt over den voor den luchtvaartdienst zoo noodigen meteorologischen dienst. Ook de artillerie en de gasdienst kunnen niet meer buiten betrouwbare gegevens omtrent het weder en wat daarmede samenhangt. Een goede organisatie van hetgeen de schrijver weerdienst noemt, wordt op die gronden door hem betoogd. K. Mavors No. 5 Mei 1924. Het artikel „Eenvoudige tactische oefeningen" wordt in dit nummer wederom vervolgd. 1ste Luitenant j. D. van der Waall geeft het eerste gedeelte eener be spreking van de nieuwe „Aanwijzingen bij de opleiding der Infanterie" 1923 Hoofdstuk l-'II en IV en V. Hij spreekt zijn vermoeden uit, dat ook deze uitgave nog niet de definitief vastgestelde zal zijn en vindt dit verblijdend, omdat er dan nog kans is, dat er wijzigingen in worden aangebracht. Daar dit gedeelte gewijd is aan bespreking der punten, welke betrekking hebben op elementaire exercitiën, zullen wij er hier niet verder op ingaan. Onder „Gegevens vreemde legers" wordt ditmaal Denemarken behandeld. In het maandoverzicht wordt de behandeling der oorlogsbegrooting in de Tweede Kamer besproken, waaruit wij de volgende clausule willen aanhalen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 67