554 „Bovendien is het absoluut een vereischte, dat de Regeering zoo sterk mogelijk sta in den strijd tegen hen, die maar steeds op ontwapening aandringen, op grond van het lamlendige motief: ,,dat wij toch niets kunnen uitrichten en dus maar beter doen, ons geld aan iets anders te besteden. Als men moest aannemen, dat de aldus redeneerende politici te goeder trouw waren, dan zou men zich hun on-HoIIandsch karakterloos optreden niet kunnen verklarenMen kan niet ontkennen, dat de strijders voor ontwapening bij hun streven een groote handigheid aan en dag leggen Deze blijkt o. a. daaruit, dat zij gaarne gebruik maken van de vakpers, waarin uiteraard vaak gewezen wordt op gebreken van de weermacht. De militaire schrijvers leveren dan die critiek natuurlijk met het doel, om te komen tot verbetering, hun aanmerkingen beoogen opbouw dp critici willen waarschuwen tegen gevaar. Maar de ontwapenaars maken' ?ret'g meester van die uitlatingen uit min of meer gezaghebbende militaire bron om te bewijzen, dat het aan de weermacht bestede geld nutteloos wordt weggeworpen Het Indisch maandoverzicht geeft een exposé van het opstootje te i anggerang en knoopt daar eenige beschouwingen aan vast over de ver- houding tusschen de hij dergelijke gevallen aanwezige civiele en militaire gezaghebbenden, welke beschouwingen voor ons echter geen nieuws brengen. 0nder ,Pe" titel "De aanvu">ngsplaats voor levensmiddelen" vinden we van den Alaioor-Intendant A.M. Vorstman beschouwingen over hetgeen in onze voorschriften hoofdverstrekkingsplaats genoemd wordt. Hij wijst o.a. op het groote gewicht van een behoorlijke regeling voor den marsender troepen-voertuigen, de te volgen wegen en de uren van aanwezigheid op de aanvullingsplaats. i 50n> d'v's'e acht hij het treffen dezer regeling plicht van den D. C« In Nederland worden, niettegenstaande bij den troep afzonderlijke pro viandwagens aanwezig zijn, blijkbaar soortgelijke moeilijkheden onder vonden als hier. i ^?Prde',n R°affaer geeft een definitie van krijgstucht en bespreekt de hoofdfactoren hiervan. Artillcrlstisch Tijdschrift. Mei 1924. Kapitein de Bas vervolgt zijn „Ar- tilleristische oefeningen" met een voorbeeld van een B.G T-vuur een y.V"r- .dap Wil ,Piet kennen omdat de buizen onzer St Gn. niet van'eene tijdinrichting zijn voorzien. lste Luitenant der Veldartillerie O.J. Siersema bepleit in zijn opstel Kadervorming bij de Bereden-Artillerie" een verbeterde opleiding van net muitiekader, daar de tegenwoordige volgens hem in het algemeen weinig bevredigende resultaten geeft. Hij geeft een schema van een nieuw systeem, met als bases 1. Indeeling van meer ontwikkelden bij de bereden artillerie, 2. Vereeniging der as pirant-wachtmeesters van den aanvang af, regimentsgewijze in aparte klassen. 3. Specialiseering der opleiding. Op den omslag vinden we een uiteenzetting van de beginselen, waarop het vierkantennet on de Nederlandsche kaarten berust, zooals deze zijn vastgeste'd bij schrijven D. v. O. d.d. 31 Januari 1924 Ilde Afd. No. 94. We zien daaruit dat de zijden der vierkanten 1 KM. groot zijn. °D de kaartbladen 1:50.000 zijn, uitgaande van den linkerbovenhoek, de N.-Z. lijnen genummerd van 0 tot 40, de O.- W. lijnen van 50 tot en met 75. putP 33-65,-22-33. ligt dus op een bepaald kaartblad in het vierkant t opzichte van de linkerbc n e d e nhoek van dat vierkant zijn horizontaal 22 en verticaal 33. Het vierkantennet moet in de eerste plaats dienen voor de algemeene «5yflV?e/int? -en ln het bijzonder *en behoeve van de samenwerking tus schen infanterie en artillerie,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 68