555 Marineblad. 15 Mei 1924. Luitenant ter zee 1ste klasse L. F. Bonman betoogt onder den titel: „Over het veroorzaken van storingen bij motoren door middel van electrische golven", dat aan de daarover opduikende geruchten niet te veel waarde moet worden gehecht. Hij besluit als volgt: „Tenzij het storen der vliegtuigmotoren op afstand op een methode mocht berusten, waarvan het principe geheel en al afwijkt van de thans meer algemeen bekende systemen van electrische straling, is er geen aanleiding te verwachten, dat het binnen korten tijd practische bruikbaarheid zal verwerven. Bovendien zal het beschermen van de motoren tegen den invloed van tot dat doel uitgezonden golven zeer eenvoudig kunnen geschieden". De heer Tetenburg geeft een zeer afbrekende critiek op het artikel van K.W. Thomas in de vorige aflevering van het blad over „Bommen werpen". Hij constateert o.a. dat het daarin aangeprezen bommenwerpapparaat zelfs nog niet geconstrueerd is en dat ook nog niet is uitgemaakt of een vliegtuig bestand zal zijn tegen de krachten, die er bij het afgaan van een dergelijk centrifugaalkanon op komen te werken. Ónder Korte Me- dedeelingen troffen wij aan, dat de Amerikaansche vloot in de Oost-Azia tische wateren met steunpunt Cavite, in het afgeloopen jaar met verschil lende jagers en onderzeebooten versterkt is. Behalve uit enkele kanon- neerbooten, bestaat die scheepsmacht uit een pantserkruiser „Huron", 19 jagers en 16 groote onderzeebooten van de „S''-klasse, benevens uit 4 mijnenleggers. In den loop van 1924 zouden nog enkele nieuwe onder zeebooten in Cavite gestationneerd worden. Orgaan der Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap. Voor dracht over: De beteekenis van-de luchtstrijdkrachten in den toekomst oorlog, door J.J. van Santen. Een belangrijk gedeelte van deze voordracht is aan de defensie van Indië gewijd. Na een beknopt overzicht te hebben gegeven van de ontwikkeling van het gebruik van luchtstrijdkrachten tijdens den wereldoorlog en de taak der luchtstrijdkrachten op grond van de oorlogservaring te hebben uit eengezet, kwam spreker tot een aantal stellingen, waarvan de volgende voor ons van belang zijn: 1. De verdere ontwikkeling der denkbeelden wijst op uitbreiding van de beteekenis van het bombardement uit vliegtuigen. 2. De uitslag der proeven in het vernielen van schepen door luchtbom bardement in Amerika en Engeland leidt tot de volgende stellingen: a. Een transportvloot, welke zich waagt binnen de werkingssfeer van een overmachtigen vijandelijken vliegdienst, geeft zich nagenoeg zeker aan vernietiging prijs. b. Oorlogsschepen kunnen zich verdedigen tegen luchtaanvallen, waar door de kans van treffen van deze laatste wordt verminderd zij kunnen de luchtaanvallen niet beletten en zullen dus op den duur bij herhaling der luchtaanvallen verliezen leiden. c. Samenwerking van eene luchtvloot met eene maritieme vloot betee- kent een zeer belangrijke verhooging van de gevechtskracht van deze laatste, zelfs zoo, dat aanzienlijke minderheid in getalsterkte der maritieme middelen daardoor wordt uitgewischt. 3. Op grond van deze stellingen behoort de verdediging van Nederlandsch- Indië in eerste instantie te worden opgedragen aan een mobiele strijdmacht, samengesteld uit oorlogsschepen en vliegtuigen en in laatste instantie aan het leger. 4. De luchtmacht in Nederlandsch-Indië behoort niet te ressorteeren onder de Departementen van Oorlog of Marine in indië, noch verdeeld onder beide, doch onder een afzonderlijk Departement van Luchtvaart. Voor de vorming van deze luchtmacht moet geput worden uit de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 69