557 Oorlogsschepen, welke bloot staan aan een luchtaanval, zullen er waarschijnlijk niet geheel zonder verliezen afkomen. Een andere vraag blijft, in hoeverre deze verliezen groot genoeg zullen zijn om oorlogsschepen de uitvoering van hun opdracht te beletten. Ook werd door spreker bij het motiveeren dezer stelling o. i. niet voldoende rekening gehouden met het feit, dat er geen reden is om aan te nemen, dat de aangevallen oorlogsschepen verstoken zouden moeten zijn van krachtige bescherming door vliegtuigen. Evenals de heer Furstner, aanvaarden wij stelling lc in hare algemeen heid. Ad. stelling 3. Deze stelling komt, door inleider in zijn voordracht nader uitgewerkt, op het volgende neer: Indien in indië beschikt kan worden over een strijdmacht, bestaande uit snelle schepen (kruisers, jagers en snelle onderzeeërs) en een daarmede samenwerkende offensieve luchtmacht, welke strijdmacht geheel los van Java optreedt naar aanleiding van verkenningsberichten, welke verschaft worden door de uit verkenningsvliegtuigen en kustwacht bestaande verkennings- organen aan den rand van den archipel, dan zal het, naar de meening van ka pitein van Santen, ten allen tijde mogelijk zijn deze onverzwakte hoofdmacht in te zetten tegen een vijandelijke scheepsmacht (door oorlogsschepen be schermde transportvloot), welke in één run Java zou trachten tf- bereiken, dan .wel, indien die vijand zich eerst van het overwicht in de lucht zou willen verzekeren, tegen ziin luchtmacht-hulpbasis in wording, welke hij dan noodzakelijkerwijze in het noordelijk gedeelte van onzen archipel zou moeten inrichten. Deze strijdmacht zou dan naar zijne meening ten allen tijde strijden onder de gunstigste omstandigheden, omdat in beide gevallen de vijand niet in staat zal zijn het overwicht in de lucht te bevechten. Het uitgangspunt voor dit defensieplan is dus het overwicht in de lucht onzerzijds. Inleider noemt geen cijfers voor het aantal vliegtuigen, waaruit deze luchtmacht z i zal moeten bestaan. Stilzwijgend zal hij in ieder geval hebben moeten veronderstellen, dat zijn offensieve luchtmacht sterker is dan de luchtstrij krachten, welke een vijand voor den strijd gereed, dus aan boord der oorlogsschepen en op aircraft-carriers, in gevecht kan brengen. De voor zijn vloot en luchtmacht noodige etablissementen denkt hij zich tegen kruiser-raids beschermd door eenvoudige kustbatterijen en mijn- versperringen, terwijl ernstiger ondernemingen daartegen belet zouden moeten worden door het leger. De zwakke punten in het hierboven gegeven defensie-systeem zijn naar onze meening: lste: De waarde ervan is in hooge mate afhankelijk van de uitwerking, welke men van aanvallen uit de lucht op een va'ende, door lucht afweergeschut en vliegtuigen beschermde, scheepsmacht zal hebben te verwachten. De tot heden met vliegtuigen op schepen genomen proeven hebben o.i. nog geen voldoende resultaten opgeleverd, om zonder meer te mogen aannemen, dat een vijandelijke scheepsmacht daarbij dus danige verhezen zou moeten lijden, dat haar daardoor de uitvoering van haar opdracht zou kunnen worden belet. 2de: De verkenningsdienst berust in hoofdzaak op luchtverkenning, terwijl het nog geenszins is uitgemaakt, zooals ook door den heer Koster in het debat werd betoogd, of daarop onder alle omstandigheden valt te rekenen in verband met klimatologische invloeden. 3de: Evenmin is nog uitgemaakt of de weersomstandigheden het uitvoeren van luchtaanvallen niet zeer dikwijls onmogelijk zullen maken. Ook in deze richting sprak de heer Koster zijn twijfel uit, terwijl hij daarbij waarschuwde tegen eene beschouwing van het klimaat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 71