zone heen te stooten, voedt de c. ct den strijd nu met zijne reserve, zet deze in tegen overeind gebleven nesten, waar de voorste groepen langs gestooten zijn, regelt op grond zijner eigen waar neming de samenwerking der secties en geeft in verband daarmede nieuwe opdrachten aan de hem toegevoegde zware inf. wapens (p. 294). Bemerkt de c. ct, dat 's vijands weerstand verslapt, dan zweept hij de vermoeide troepen met al zijn energie op tot een onafgebroken vervolging. Schieten de voorste compagnieën hierin te kort, dan gaat een deel der vruchten van de overwinning ver loren (p. 294). Dat Eng., Fr. en N. 1. („G. V. I." p. 44) hierin een voorzichtiger standpunt innemen, zagen wij reeds bij de behande ling van Deel I p. 43; o. i. wordt hierdoor eenerzijds voorkomen, dat de nastormende troepen in hinderlagen vallen, waartoe auto matische wapens zich juist in onze bedekte terreinen zoo bij uit stek leenen, doch wordt anderzijds het snel uitbuiten van aanvangs- successen belemmeid en den vijand gelegenheid gegeven zich opnieuw vast te zetten. Dergelijke gevechten kunnen, onder voortdurende wisseling van aanval en vervolging, dagen lang duren; het komt er dan op aan, de voeling niet te verliezen (p. 295). Tijdige munitieaanvulling mag niet vergeten worden (p. 296). Stokt de aanval, dan treft de c. ct maatregelen, opdat het gewonnene niet weder verloren gaat en meldt dit aan den b. ct, die in vele gevallen nog krachten zal hebben, om de beweging weder in gang te brengen (p. 297) In de verdediging verkent de c. ct de stelling, wijst den s. cn strooken in breedte en diepte aan en bespreekt dan met hen en de cn dei toegevoegde of samenwerkende zware inf. wapens den aanleg dei nesten en steunpunten en de vuurverdeeling. Voor de afsluiting van het terrein op de compagniesgrenzen treedt hij in overleg met de cn der nevencompagnieën. Hij zondert steeds een reserve af en beveelt verder maatregelen voor lucht- en vechtwa- genafweer, vei bindingen, munitieaanvulling en gewondenafvoer. f onderdeden der compagnie maskeeren zich daarop en graven zich in. Bij nacht en nevel sluiten achterste deelen dichter op, wordt de diep te zone dus meer of minder tot een lijn of, zooals Pfeiffer dit zoo aardig zegt„maakt de tactiek een sprong van 50 jaar te'u£,Teneinde de vijandelijke verkenning, vooral die met lucht- photo s te misleiden, is herhaaldelijk anders groepeeren noodig zijn 0,126 bec1ekte terreinen zal dit veelal minder noodig De gevechtsvoorposten nemen eveneens een diepe opstelling in- des daags staan zij stil, des nachts zijn hunne voorste deelen bewegelijk, hetgeen ook in den geest van p. 203 ai. 4 van ons „V. V. is. Of zij al dan niet hardnekkig stand moeten houden woidt voor ieder geval bepaald (p. 302). Breekt de aanval los, dan is de c. ct er voor verantwoordelijk, 582 ,.Entu>arf eines Ex. regl. f. rf. Inf." n. 334.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 10