dat de afgesproken teekens juist en op tijd worden afgegeven, opdat het gezamenlijk vuur van alle wapens den aanval z. m. voor het bereiken van de hoofdweerstandslinie (voorste rand der diepte- zone) ineen doet zakken. Dringt de vijand toch binnen, dan neemt een ieder, die zich in de strook bevindt, dus ook waarnemers, verb, troepen, enz., aan de verdediging deel (p. 304). Onlangs, dit punt nog niet kennende, betoogden wij reeds uitvoerig de wenschelijk- heid van een dergelijk voorschrift, vooral bij onze betrekkelijk zwakke getalsterkte1)- Acht de c. ct een tegenstoot noodig, dan voert hij dien persoonlijk met zijn reserve uit, z. m. tegen 's vijands rug of flank. Is de vijand bij een neveneenheid binnengedrongen, dan steunt de c. ct met vuur of met een tegenstoot tegen het punt van binnendringen. In vele gevallen zal reeds een zijwaartsche stoot der sectiën uit het voorste échelon, z. g. oprollen, voldoende zijn om den vijand af te snijden. In het eigen vak blijft dan een, vooraf aangewezen, veiligheidsbezetting, voornamelijk van auto matische wapens (p. 307). Ons lijkt een dergelijke zijstoot, onder verlating der eigen stelling, slechts mogelijk en raadzaam bij een partieelen aanval en een binnendringen op kleine schaal, b. v. voor verkenningsdoeleinden, waarbij het eigen vak onbedreigd is. Dit gevechtsbeeld herinnert zeer sterk aan den stellingoorlog. Moet de compagnie zich van den vijand los maken, dan leidt de c. ct dit persoonlijk en gaat zelf met de laatste deelen terug (p. 307). Het hiermede besproken deel II sluit met een zeer overzichtelijk voorbeeld uit den bewegingsoorlog van het binnendringen eener compagnie, ingeschetst op een terreinkaartje. Een dergelijk schetsje zou ook in ons voorschrift het geschreven woord zeer verhelderen. (Wordt vervolgd). 2. MOET ONZE CAVALERIE LICHTER WORDEN? door L. P. J. Savalle. In het Maart-nummer van dit tijdschrift behandelt de ritmeester M. Thomson, onder bovenstaand opschrift, de meerdere of mindere toevoeging van mitrailleurs aan onze eskadrons cavalerie. In zijn zeer lezenswaardig artikel toont schrijver zich een tegen stander van eventueele versterking van mitrailleurs bij ons Wapen. Zeer terecht betoogt spreker, dat onze zwakke cavalerie in haar verkennende taak niet zal moeten vechten, althans dit zooveel mogelijk zal moeten vermijden, doch door middel van kleine patrouilles zal moeten zien, zonder gezien te worden. En verder, dat bij eene tijdelijke samenstelling van een verkenningsdetache- 583 I.M.T1924 blz. 160.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 11