waarschuwen en dus niet vechten. Hun taak bij een naderings- marsch zal zijn te melden, waar de vijand zich bevindt, of hij in beweging is dan wel eene verdedigende houding aanneemt. En in het laatste geval waar zijn voorste weerstandslijn zich bevindt en waar terreinversterkingen worden aangelegd. Bovendien zal de commandant zonder nadere opdracht steeds, waar noodig, geogra fisch verkennen (wegen, bruggen, begaanbaarheid neventerrein). Ook voor deze divisie-cavalerie zal voor samenwerking met de luchtverkenning eene radio-installatie in de toekomst noodzakelijk blijken. Dc-or waarneming door middel van kleine patrouilles zal men zijne inlichtingen moeten verkrijgen, maar toch zal de com mandant der 2 eskadrons zijne beide afdeelingen geweermitrail leurs wel niet bij de divisie willen achterlaten. Deze zullen bij het vasthouden of de beveiliging van hef punt, de kampong of de terreinafscheiding, van waaruit hij door middel der patrouilles de verkenning denkt uit te voeren, onmisbaar zijn en hem in de gele genheid stellen, het aantal uit te zenden patrouilles te vergrooten. Of den cavalerie-aanvoerder, die, door zijn uitgezonden patrouil les bijtijds ingelicht, op zijn marschweg „en passant" een vijan delijk eskadron onder mitrailleurvuur neemt, de verkenning daar mede belettend en zijn eigen marschweg vrijmakend, eene gunstige beoordeeling wacht, zal veel van het resultaat afhangen! Het door den divisie-commandant in handen houden van het grootste gedeelte zijner cavalerie, na aftrek van het direct beveili gende gedeelte (dat als voor- of achterhoede-eskadron, dan wel grootendeels op de flank marcheert), geeft het voordeel, dat naar aanleiding van de voorloopige vliegerberichten die commandant juistere aanwijzingen aan de cavalerie kan geven en meer positieve vragen kan stellen, waardoor samenwerking tusschen deze wapens reeds vanzelf wordt verkregen. Het ruiterwapen zal op deze manier ook economischer gebruikt worden. De beschikking over de gegevens der vliegers zal den divisie-commandant wellicht ook kunnen doen besluiten, zijne beide verkenningseskadrons ieder afzonderlijk met aparte opdrach ten uit te zenden. Het in handen houden door den divisie-commandant van het grootste gedeelte zijner cavalerie zal ook de gevechtsbeveiliging beter verzekeren van het oogenblik, dat deze het front moet ver laten. Na aflossing in front door de voorhoede zullen de eskadrons zich z. m. vöör- en uitwaarts, anders achter- en uitwaarts, van de eigen vleugels opstellen, in hoofdzaak uitwaarts van den tactischen vleugel. Op deze plaats is hun taak de gevechtsverkenning in 's vijands rug en flank, in het bijzonder ten aanzien van troepenverplaat singen en opstelling der artillerie en verder het beletten van de verkenning door den vijand. 586

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 14