de gebogen arm ongeveer horizontaal, met den elleboog iets hooger dan de schouder en de hand 18). De rechterarm is bij het schieten een li o o f dzaak; hij moet zich in den aanslag (ook liggende) z. v. m. steeds in denzelfden stand bevinden. Dan alleen kan het gewenschte automatisme van dien arm worden bereikt en wordt daardoor het stevig in den schouder drukken en het richtig plaatsen van de rechterhand gewaarborgd. 27 (12). Er moeten voor verschillende afstanden (zie 15) driehoekjes met steel van verschillende grootte zijn. De teekening geeft slechts 1 afmeting 19). Voor verschillende afstan den is n. 1. een verschillende lengte van het afgevlakte gedeelte noodig. Bij dit richten moet het hoofd (oog) zich bevinden op de plaats, waar het bij het schieten uit de vrije hand zich bevindt en niet achter de kolf 20). Het verdient aanbeveling, den man eerst te leeren richten op een lange horizontale lijn (dakrand b. v.), dan op het snijpunt van zulk een lijn met een verticale. 29. Kan ons niet geheel bevredigen. Het stevig aanvatten van de greep is een zeer voornaam ding, omdat dit noodig is voor het (stevig) tegen den schouder drukken, hetgeen het halve werk van het schieten is. Immers geschiedt dit waardoor het geweer overigens gemakkelijk stil te houden is en kan de man richten, dan moet het schot goed zitten, vooropgesteld, dat de schutter zijn schouder stil houdt. Nu verbiedt het V. S. (en o. i. terecht voor beginnelingen, slechte en matige schutters) het „rukken" 21). ,s). Elleboog hooger geeft bij de meeste menschen een gedwongen houding en is daarom te veroordeelen. In de eerste plaats moet de schut ter zoo gemakkelijk mogelijk staan. Hoe meer men het lichaam kan steunen, des te gemakkelijker valt het nagenoeg stilhouden van het geweer. ,9). Zeer juist. De figuur houdt slechts rekening met afstanden van 10 en 20 M. 20). Het verdient aanbeveling, in de houding van vaardig oog-korrel schouderholte en linkerhand reeds in een verticaal vlak te hebben. 21). De practijk bewijst, dat voor het meerendeel der schutters „rukken" zelfs bij vredesoefeningen (waarbij alles gedaan wordt om hen kalm te houden) verkeerd is. Hoeveel te meer moet dit dan wel niet gelden onder gevechtsomstandigheden. De meeste waarborgen voor raakschieten worden verkregen door den man te leeren, het geweer zonder overmatige inspanning eerst stil te houden en het schot dan te laten afgaan op een oogenblik dat hij zelf niet precies weet. De beste uitkomsten verkrijgt men, als men drukpunt laat nemen met den top van den wijsvinger of middenvinger reeds tegen het ladehout. Het aftrekken wordt dan verkregen door een geleidelijke knijpbeweging met duim en vingers. Voor Inlanders is het in den regel gewenscht, twee vingers om den trekker te plaatsende wijsvinger is dan een soort wig, die het naar boven schuiven van den middenvinger belet. Deze methode is die, welke schrijver hierna ook aanbeveelt; zij wordt niet in strijd geacht met het voorschrift en werd destijds tijdens den cur sus ook onderwezen. 593

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 21