Waarom nu is voor beginnelingen en minder goede schutters rukken uit den booze? Daartoe moge het volgende dienen: De man heeft, met drukpunt, nagericht, is dus op een gegeven moment „gericht'. Gaat hij nu zeggen „Nu ga ik het schot laten afgaan rangdan is dit voor de bedoelde schutters een bezigheid, die hen hun andere verplichting, om het geweer te houden zooals het is, goeddeels doet vergeten. Dit kan en zal veelal tot gevolg hebben, dat in de korte spanne tijds, die verloopt tusschen het nemen van het besluit om te rukken en de v o 11 o o i n g van de uitvoering hiervan (dat is het afgaan van het schot) het geweer danig uit de richting is geraakt en er van het schot niets te recht komt. De man heeft het geheele „in de richting houden" vergeten, terwille van de éclat-handeling „doen afgaan van het schot". Een goed schutter kan zonder bezwaar rukken, die kan 2 dingen tegelijk doen en houdt dus bij het rukken zijn geweer wèl ongeveer stil. Recruten en minder goede schutters mogen om bovenstaande reden niet rukken; die moeten eene andere methode volgen, die hen in staat stelt, alle aandacht te blijven wijden aan het „nagenoeg doen stil blijven liggen van hun wapen". Daartoe is het noodig, dat het doen afgaan van het schot vrijwel buiten hen omgaat. Dit gebeurt echter niet, als het doordrukken geschiedt op de wijze als het V. S. aangeeft. Daarbij moet de man èn aandacht wijden aan het stil houden van het geweer èn aan dien gebogen wijsvinger met wellicht loshangend nagellid en dan kan men hem net zoo goed, of met evenveel kwaad, laten rukken. Hoe dan wel? De wijs- (ev. èn middel-)vinger moet bij het drukpunt nemen zoodanig om den trekker worden gelegd, dat het dikke gedeelte van het onderste lid (het nagellid als het bovenste beschouwd) vóór den trekker komt te liggen, terwijl het nagellid aan de linker zijde van het geweer stevig op het hout komt te ruste n. Het 2de lid vrijwel in het verlengde van het nagellid. De trekker moet nu in drukpuntstand absoluut onbewegelijk zitten opgesloten achtei den uit 2 gestrekte deelen bestaande wijsvinger, die (aan de ééne zijde door de hand, aan de andere zijde door het nagellid) een onbewegelijk geheel vormt met het wapen. Dis is slechts voor enkele menschen onmogelijk te leeren; de overgroote meerderheid der recruten kent het in korten tijd. (Na tuurlijk niet dadelijk, maar spoediger dan de meeste meer ervaren schutters denken. Aanvankelijk ontstaat soms een pijnlijk gevoel op de plaats waar wijs- en middelvinger ontspringen. Vooral als de bouw van de hand feitelijk noodig maakt den trekker met 2 vingers te oinvatten, hetgeen veelvuldig voorkomt). Om den wijs- (en middel)vinger zoo te kunnen plaatsen, is noodig: dat de duim vlak achter de slagpinmoer, loodrecht op de 594

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 22