richting van het geweer wordt geplaatst, met bij kleine hand vooral het nagellid van den duim niet te veel naar links; dat de onderarm in het verlengde ligt van het onderste lid van den wijsvinger, zoodat de pols niet gebogen is; dat de greep slechts door een deel van den palm en van de muis, in hoofdzaak door duim, ringvinger en pink wordt vastgegrepen en in den schouder gedrukt. De pink moet daarin geoefend worden; bij de meeste schutters voert deze vinger niets uit! Het nagellid van den wijsvinger helpt bovendien ook nog mede. Heeft de man nu nagericht, dan hoeft hij niets anders te doen dan het geweer stevig te knijpen met de rechterhand, waardoor: a. de gewenschte onveranderlijkheid van den stand van het geweer wordt bevorderd; b. de spier van het onderste lid van den wijsvinger zich opzet, waardoor onverbiddelijk en vrij snel (beperking van de schade lijke periode van den bevingseirkel) de trekker achteruit moet en het schot afgaat op een moment, hetwelk den man niet bekend is (in tegenstelling met het rukken). Het knijpen geschiedt vrijwel automatisch en hindert den schut ter niet bij zijn werk, „het geweer zooveel mogelijk stil te houden" en dit was het doel, dat bereikt moest worden. Bij deze, na oefening heel eenvoudige, methode is er geen sprake van „een zich verder buigende vinger", neen, de vinger blijft muur vast op zijn plaats, wordt alleen door het knijpen wat dikker en daardoor wijkt de trekker; er is hoogstens sprake van het volgen door den vinger van den trekker, doordat er ruimte ont staat en dan zal de vinger als het ware draaien om zijn beide vastzittende uiteinden, terwijl het hoekpunt (samenkomst 2e en 3e lid) zich benedenwaarts en daardoor iets achterwaarts ver plaatst. In alle houdingen moet de stand van wijsvinger, hand, pols en rechterarm hetzelfde zijn; ook dus in de liggende houding de rechter elleboog o rri h o o g en niet op den bodem. Wil men auto matisme ontwikkelen, dan moet men niet 't nu eens zóó, dan weer anders willen. De spier van den wijsvinger (en ook de knijpkracht van hand en overige vingers) kan ontwikkeld worden door gymnastiek (touwklimmen en -trekken). Omtrent het doordrukken, of liever doorknijpen, en rukken nog dit: Indien het mogelijk was, om het besluit tot de daad (het rukken) onmiddellijk, zonder tijdsverloop, om te zetten in het resultaat (het afgaan van het schot) van die daad, dan zou er voor rukken alles te zeggen zijn. Dit is niet het geval! Er verloopt tijd en in dezen tijd zal bij niet goede schutters het geweer te veel uit de richting gaan. 595

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 23