(2) „de rechterarm bijna horizontaal"; dit op te vatten als:
iets boven het horizontale vlak, om den schouder goed open
te zetten (zie 46 (1)) 3l).
Bij het begin van het richten ontstaat eene moeilijkheid. Tot nu
toe was er een lijn: oog-korrel-doel 32).
Nu moet de man een andere lijn kiezen en moet zien die lijn
(oog-keep-korrel) te doen uitkomen op het doel. Hij moet dus
wellicht zijn oog verplaatsen, om de lijn keep-korrel te pakken te
krijgen. Alleen als de richting onmiddellijk goed is, behoeft zulks
niet.
Het streven moet dus zijn, zoodanig in den aanslag te komen,
dat de keep zich in de lijn oog-korrel-doel komt te bevinden.
(3). Ook hier weer het „niet krampachtig buigen" liever weg
te laten; de man moet stevig doordrukken, liever niet krampachtig,
maar in elk geval drukken, daar gaat het om!
(4). Waarom wordt de trekker eerst op het laatste oogenblik
losgelaten? Is, bij de voorbereidende oefening althans, ook minder
juist, dan moet de wijsvinger gereed zijn om de exercitiepatroon
te pakken 33)
(8). Hiermede zijn we het, gelijk voren gebleken is, niet eens;
de rechterarm moet nu niet anders gaan doen dan in staande,
of knielende houding.
Het is tactisch gewenscht een zoo groot mogelijk gebruik te
maken van de liggende schiethouding. Dus moet daarin het
geweer zoo hoog mogelijk boven het maaiveld liggen, m. a. w. het
lichaam moet flink worden opgericht en de Iinkervóórarm zooveel
mogelijk verticaal worden opgesteld, de linkerpols niet te veel of
niet worden gebogen 34).
39. Moet hier niet staan narichten, instede van richten?
„Richten is eigenlijk de geheele handeling of reeks van han
delingen van de vaardighouding af tot het begin van den be-
vingscirkel.
41 (1). Op het hooren van de v van „vuuuur" houdt de man
op met narichten en begint de periode van den bevingscirkel, die
vooi elk man verschillend lang kan zijn. Het salvo-vuur behoort
er dan ook uit te komen als een „roffeltje". Gaat het z. g. „mooi",
dan heeft vermoedelijk de geheele afdeeling „gerukt".
(2). „En richten na"!
dus'beter°r meesten is iets iaSer dan horizontaal gemakkelijker en
ai l' °eze "joe'hjkheid yervalt, als het oog bij de houding van „vaardig"
al in het goede vlak is (zie hiervoor).
het^éen^hulsSt' excerc'^'ePa*roon moet worden uitgeworpen als ware
9eze houding is veel moeilijker. Zij is niet verboden, maar valt
onder de rubriek niet-voorgeschreven houdingen, die slechts worden toe
gepast als zulks n o o d z a k e 1 ij k is.
600