baar! Onder de aandacht wordt gebracht: het groote tactische
voordeel, boven de knielende, aan de zittende houding verbonden.
De aanslaghoogte is aanzienlijk lager, de mate van zichtbaarheid
dus geringer.
48 (1). Bij de voorbereidende aanslag-oefeningen dus wèl,
hier niet doordrukken.
(2). Het doen loopen van den korrel langs de lijn oog-doel
vereischt veel inspanning.
(7). „En breedten" is in strijd met het automatisme en den
vasten hoek tussehen de lijn van de schouders en de lijn oog
doel 43).
(8). We zouden er meer vóór zijn om te zeggen: „groote",
instede van „eenige bedrevenheid".
Bij het jagerschoi is de schutter uiteraard minder gereed om
te raken, dan bij het nauwkeurigheidsschot. Immers de lijn oog
korrel is in de vaardighouding niet gericht op het doel. Bij de
beoefening van het jagerschot zal de onderwijzer speciaal hebben
te letten op het stevig in den schouder plaatsen, omdat de neiging
bij den man groot zal zijn, dit totaal te vergeten.
(11). 2de. Dit geldt altijd, niet slechts bij het jagerschot44).
(12). Hoe ver staat de man van de schijf 45)?
(13). Het co „Af" moet vallen, als het doorknijpen zou zijn
afgeloopen.
(14) 1ste. Beter: dat hij zijn aanslag zoodanig maakt, dat de
keep daarbij i n, of heel d i c h t b ij, de lijn oog-doel is.
3de. Z. m. in ééns (met één correctie).
4de. Om dit te controleeren, moet hij z. g. door het schot heen
zien.
49 (5). Dit geldt ook bij het salvovuur.
(10). Hij moet zich thans niet om den bevingscirkel bekom
meren, overigens wel degelijk! Hij moet er wel uit zien: of hij nog
te kort schiet in het beperken er van (zie 48 (14) ad 5de).
(13). Het jagerschot dus alleen met standvizier 46)
50. Deze oefeningen met veldzak.
53. „Overeenkomstige oefeningen", dat zijn die van 52.
54. 4 en 5 mogen te zamen in 4 keer worden geschoten met
dus 4X5 patronen.
56. Als op het overgangsstuk zoo'n verhaal moet komen,
mag er wel weer een stuk papier aan worden gevoegd.
58. Moet oef. 4 niet op de strookschijf no. 1 worden ge
schoten 47)
43). Toch moet de man dit leeren, anders is b.v. het jagerschot onmo-
mogelijk. De breedteafwijking mag echter niet groot zijn (hoogstens 10°
van den normaalstand).
44l. Er staat in het voorschrift ook „vooral" bij deze oefeningen.
43). Met de tromp 2 a 3 d. M.
46)- Ja-
47). Neen.
603