4. NAAR AANLEIDING VAN „DE ITALIAANSCHE
RIJMETHODE",
door H. C. Hekker.
In de eerste plaats brengen wij den Schrijver van bedoeld
artikel dank voor zijne mededeelingen ten aanzien van de rij-
methode, welke hij gedurende zijne detacheering aan de bekende
Italiaansche rijscholen van nabij heeft kunnen bestudeeren.
Aan het einde van zijne beschouwingen komt Schr. evenwel tot
eenige voorstellen tot wijziging van de tegenwoordige africhting
van ons cavaleriepaard, waartegen wij ons gedrongen gevoelen,
een en ander in het midden te brengen.
Eigenlijk zouden wij met eenige verwijzingen naar het „Voor
schrift op het Rijden en het Africhten van de Paarden der Cava
lerie" kunnen volstaan, om meer dan een conclusie van het artikel
te ontzenuwen. Ter wille van hen, die dit voorschrift niet bij de
hand hebben en niettemin belang in het onderwerp stellen, de
niet-cavaleristen onder de lezers dus, zullen wij eenigszins uitvoe
riger op de kwestie moeten ingaan.
Schrijver werkt met tegenstellingen; telkens stelt hij de Italiaan
sche methode tegenover iets anders, en met dat andere worden
dan onze toestanden bedoeld. Het geschrevene op blz. 438 boven
aan b. v. wekt den indruk, alsof onze cavalerist, op ons cavalerie
paard door het terrein gaande, steeds bezig zou zijn, dit paard
allerlei hulpen te geven. Niets nu is minder waar dan dit. Ónzen
recruut wordt van den beginne af geleerd, het paard alleen voor
waarts te drijven, recht op de hindernis aan, en het bij den sprong
de noodige vrijheid te laten, terwijl de ruiter zelf, door voorover
mee te gaan, het paard niet met zijn zit mag hinderen. Dit alles
is zoo eenvoudig en logisch mogelijk. De critiek, welke de methode
der tegenstellingen in zich sluit, is dan ook in. i. allerminst ge
rechtvaardigd. Wij zullen den Schr. daarbij niet op den voet vol
gen, doch er ons toe bepalen, enkele grepen uit het opstel te doen.
Onder de nadeelen van de Italiaansche methode wordt genoemd,
dat de paarden hierdoor geen aangenamen gang krijgen. De
gangen kunnen nooit zoo soepel en energiek zijn als bij ons. En
geen wonder, daar toch de paarden, door ze te laten loopen in
hun natuurlijk even wicht, meer gewicht op de voorhand zullen nemen.
Hiermede is de Italiaansche africhtingsmethode voor onze cava
lerie veroordeeld. Waar onze cavalerie het grootste deel van haar
werk langs de wegen zal doen, is het van groot belang, dat het
paard wel soepele en aangename gangen heeft, niet alleen ten
voordeele van den ruiter, maar ook en vooral voor het paard zelve.
Door het paard zelf zijn evenwicht onder den ruiter te leeren
kiezen en in dit evenwicht geen verandering te brengen, zal het
paard wel leeren zijn last het gemakkelijkst te dragen, maar
niet op den duur het meest economisch.
607
Zie I.~M T. 1924, No. 7.