vooruit snellen. In zwaar vuur en bij kans op plotseling botsen niet den vijand is zijn plaats evenwel steeds bij zijne manschappen. Voor de nabijbeveiliging zendt hij in den regel enkele verkenners voor de voorste groepen uit (p. 233). Hij is verantwoordelijk voor de dekking tegen vliegtuigen en de beveiliging (p. 234). De ontplooiing (naderingsvorm) en ontwikkeling (doorvoerings- vorm) der s. werd door mij in cfit tijdschrift reeds afzonderlijk besproken1), waarnaar hier wordt verwezen. Het beginsel daarbij is, dat de s. ct. zijne groepen op aanwijzingen in het gevecht brengt, zooals bij ons de c. ct. zijne secties, terwijl de keuze der vormen en het geven der co's daarvoor als regel aan de g. cn blijft (p. p. 235 241). De taak der s. cn komt hiermede op een hooger plan; van voorvechter en tusschenschakel in de co. voering is hij geworden tot leider van een uit heterogene deelen opgebouwde afdeeling. Zij wordt nog aanmerkelijk verzwaard, indien de sectie, door toevoeging van zware inf. wapens, tot een z. g. „versterkte sectie" uitgebouwd wordt. De s. ct gedraagt zich dan, zooals onder E. voor den c. ct in dergelijke gevallen bepaald is. Oefe ningen in de bevelsuitgifte aan en in de aanvoering van dergelijke eenheden hebben hooge waarde. De vuurleiding is in het algemeen uit handen van den s. ct in die der g. cn overgegaan; hij grijpt slechts in bij het zien van fouten, zooals niet bevuren van het tactisch gewichtigste doel, enz. De vuuropening behoudt hij zich voor, indien een vuuroverval met de geheele sectie beoogd wordt. Zijn taak blijft ook hier het orga- niseeren en leiden van het samenspel (p. 242). Tijdens de nadering geschiedt de voorwaartsche beweging meestal met groepen of enkele manschappen; bij een gedenrorali- seerden tegenstander, zeer goede vuurdekking of gunstig terrein kan de s.- of gev. g. ct. soms met het geheel of een groot deel van zijn eenheid een sprong maken, waartoe een waarschuwingssig naal, gevolgd door een co. als: „Groepen A„ B. en C. sprong tot die hellingVoorwaarts looppas", noodig is. Dreigen zware ver liezen in te treden door opeenhoopingen van nrenschen, vooral achter onvoldoende dekkingen, dan haalt de s. ct. dit kluwen weer uitelkaar en maakt van de gelegenheid gebruik om zich uit de te veel zijnden weder een reserve te vormen (p. 243). Zijn plaats kiest hij zelf, doch tijdens den stormaanval behoort hij aan het hoofd zijner sectie (p. 244). Voortdurend streeft hij,.met behulp van zijn „s. patr.", naar verbinding met den c. ct, neveneenhe den en z. m. de steunende zware inf. wapens. Om deze en de artillerie over het voortschrijden van den aanval op de hoogte te houden, maken de voorste groepen zich met kleine, gekleurde vlaggetjes kenbaar (245). Dit bij ons weder losgelaten middel, 575 M. T." 1924 blz. 20: „Het oplossen en verspreiden der sectie".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 3