buiten verzekeren. De oplossing van het weerbaarheidsvraagstuk is daarom
nog steeds een zaak van groot en urgent belang.
Mijnheer de Voorzitter! Het is echter niet alleen de vraag of Indië
moet, maar ook of het kan weerbaar worden gemaakt.
Aangezien wij nimmer een imperialistische politiek zullen voeren en dus
niet op verovering van grondgebied zullen uitgaan, behoeven onze machts
middelen slechts ten doel te hebben het afweren van pogingen tot
schending van onze neutraliteit, en het keeren van vreemd geweld,
waaronder niet alleen de verdediging van steunpunten voor de vloot,
maar ook wel degelijk die van den regeeringszetel dient te worden verstaan.
De organisatie van leger en vloot moet evenwel tot grondslag hebben een
rationeel plan, bij de vaststelling waarvan rekening moet worden gehouden
met de financieele draagkracht van den Staat.
Behalve degenen, die aandringen op beperking van defensie-uitgaven
uit ideëele overwegingen als vertrouwen op het recht, afkeer van geweld,
dan wel op zuiver materialistische gronden, zijn er ook, die alle uitgaven
voor de defensie nutteloos achten, omdat zij de uitvoering van een defen
sieplan binnen de financieele draagkracht van den Staat eene onmogelijk
heid achten.
Toegegeven moet worden, Mijnheer de Voorzitter, dat veel over de defensie
van Indië is geschreven en gesproken, maar dat het tot daden nimmer
is gekomen. Zulks mag echter niet uitsluitend aan de Regecing worden
geweten, maar ook aan het feit, dat in zake de defensie van Indië iedereen
meent een woordje te kunnen meespreken en dat onze Volksvertegen
woordigers vooral in Ne Ierland bijna allen meenen, geboren strategen te
zijn. Maar hoe het ook zij, een feit is, dat een rationeel stelsel tot nu
toe heeft ontbroken. Maar daarin ligt volstrekt niet opgesloten, dat het
scheppen van een weermacht te land en ter zee, berustende op een rati
oneel stelsel, waarvan de kosten blij ven binnen de financieele draagkracht,
eene absolute ommogelijkheid is. Een bewijs voor het tegendeel is zeker
wel, dat de bij Q. B. van 20 April 1921 No. 2X ingestelde „Defensiecommissie"
een plan heeft ontworpen, dat, ware het verwezenlijkt, een einde zou hebben
gemaakt aan den toestand van onvoldoende weerbaarheid, waarin Indië
sedert jaren verkeert, en dat rekening hield met ons financieel kunnen in
normale omstandigheden. Waie de aan de Commissie gegeven opdracht in
zeker opzicht niet beperkt geweest (ik doel hier o. a op de opdracht om
het vormen van eene inlandsche militie buiten beschouwing te latenj— dan
zou het door de Commissie ontworpen plan ongetwijfeld in nog meerdere
mate hebben bevredigd-
Zeer waarschijnlijk zou dan ook het plan der commissie, waaraan als
gevolg van een motie van den Volksraad door de invoering van het Divisie-
en Regimentenverband reeds een begin van uitvoering werd gegeven, door
de Regeering zijn aanvaard, ware het niet, dat de kommervolle toestand
van 's Lands financiën bezuiniging op alle takken van Staatsdienst tot een
gebiedenden eisch maakte. Het wachtwoord „bezuinigen" werd ook en
helaas niet in het minst op het leger toegepast. Aan een voortbouwen
op de reeds gevormde basis kan thans niet gedacht worden. En nog minder
kan er sprake zijn van eene verhooging der weerkracht en onmiddellijke
uitvoering van weuschelijke defensie-plannen.
Nu de vlootwet gevallen is, zijn we met het defensievraagstuk weer opnieuw
op het doode punt aangeland. Een stelsel, waarin leger en vloot een har
monisch geheel vormen, bestaat nu niet: een rationeele grondslag voor
de organisatie van het leger als orgaan voor de defensie is weggenomen.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, moeten we daarom nu het bestaande en
bruikbare gaan afbreken of totaal vernietigen, zooals ons geacht medelid
Aay bij de algemeene beschouwingen en anderen gezegd hebben?
Moeten we ter wille van de veiligheid van onzen gulden onze inter
nationale plichten gaan verzaken, daarbij uit het oog verliezende, dat door
die verzaking de veiligheid van dien gulden nog minder verzekerd wordt
621