Men vergete toch vooral niet, dat met het vormen van een goede weer macht jaren en jaren gemoeid zijn en dus, dat, hoe meer men thans ver nietigt hetgeen met veel kosten en moeite is tot stand gebracht, hoe langer het zal duren en hoe kostbaarder het zal zijn om later een behoor lijke weermacht in het leven te roepen. Met groote voldoening heb ik dan ook in de Memorie van Antwoord gelezen, dat de Regeering loslating van alles wat buiten de directe politie- acht Va" '0ger e" Vl°0t l'gt' Str'^d m6t h6t welbe8rePen landsbelang Mijnheer de Voorzitter! Onder de tegenwoordige omstandigheden zit er inderdaad mets anders op dan betere tijden af te wachten en te hopen dat in de eerstkomende jaren en vóórdat wij in staat zijn om het defensie wezen afdoende te organiseeren, geen conflict in het Oosten zal uitbreken waarin Ned.-Indië zal kunnen worden betrokken. En die betere tijden kunnen komen Een bekwame en energieke regeering begaafd met zaakkennis en vooruitzienden blik, zal ongetwijfeld nieuwe bronnen van inkomsten weten te scheppen, niet uit nieuwe of verhoogde belastingen, doch uit verdeie openstelling van de Buitengewesten uit bevordering van kapitaalinflux door vrijgevige bepalingen en door bedrijven met overwegend belang voor den Staat, uit ontginning van Insulinde's rijken bodem in gemeenschap met naamlooze vennootschappen door eene spoedige wijziging van de mijnwet en verandering van de thans <*evol<?de mijnbouwpolitiek, enz. Van afbreken of vernietigen van het bestaande behoort daarom indezen tijdelijken toestand van 's lands financiën geen sprake te zijn. Integendeel! Instede van af te breken, behoort met vermijding van alle overbodige luxe hetgeen wij aan verdedigingsmiddelen bezitten te worden geconsoli deerd volgens een stelsel, dat op een basis van samenwerking tusschen land- en zeemacht, allengs kan worden aangevuld en verbeterd, zoodra er weder geld beschikbaar komt. Verbetering door aanschaffing van die technische hulpmiddelen, waaraan thans nog behoefte bestaat en waarover moderne legers beschikken; aanvulling hetzij door het vormen van barisan- korpsen, hetzij door Inlandsche militie, in ieder geval niet door dure vrijwilligers. De meening der Regeering, dat het in het leven roepen van eene Inlandsche militie „zeer aanzienlijk" uitzetting der legeruitgaven met zich zou brengen, kan ik niet geheel deelen. Zulks is afhankelijk van de gewenschte totale sterkte, terwijl het vormen van militie-korpsen ge paard kan gaan met inkrimping van dat gedeelte van het duurdere staande leger, dat niet strikt noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak. De op blz. 4 van de Memorie van Antwoord voor de politietaak berekende reserve op Java kan n.m.m. wel wat minder. Ik geef echter toe, dat invoering van een Inlandsche militie zeker niet met geringere uitgaven gepaard zal gaan; daarom ga ik thans op deze kwestie niet verder in, alhoewel het anders wel een stokpaardje van mij is. Ik stel er daarom prijs op te verklaren, dat de in het Afdeelingsverslag gestelde aanteekening betreffende de invoering van eene Inlandsche militie niet door mij gesteld is. Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, zal de Regeering een definitieve oplossing moeten geven van het defensievraagstuk, waarbij zal zijn aan te geven welke richting in detoekomst daarbij zal worden ingeslagen. Bij de indiening van het nieuwe ontwerp-vlootwet waarvan in de Memorie van Antwoord der Xe Afdeeling herhaaldelijk melding wordt gemaakt, zal zulks niet mogen worden nagelaten. De grondslag, waarop thans de sterkte aan infanterie van het Javaleger bepaald wordt, kan niet de juiste zijn, aangezien die sterkte niet afhanke- kelijk gesteld mag worden van de wisselvallige sterkte der politie-troepen in de Buitengewesten. Mijnheer de VoorzitterI Na het voorgaande zal het duidelijk zijn, dat ik 622

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 50