weerloos overgeven van deze macht, blijft buiten alle over
weging.
Ten aanzien van de destijds o. m. door den heer Aay voorgestane ont
wapening en afschaffing der z. g. B. V.-politiek, zeide de heer Engelenberg,
dat wij eerbied hebben voor de overtuiging van hen, die meenen, dal door
internationale en nationale actie oorlog verder kan worden voorkomen dat
wij zelfs hopen, dat hunne verwachting ten deze zal worden verwezenl'ijkt.
Doch dat wij, in wat wij thans waarnemen, nog niet die zekerheid, ja zelfs
nog niet dien vooruitgang der vredes-gedachte vermogen te zien,'die ons
zou mogen doen besluiten tot het afzien van een paraat houden van ver
dedigingsmiddelen.
Dit, Mijnheer de Voorzitter, was en is ook nu ons standpunt. Wij zullen
niet trachten onze principiëele tegenstanders tot andere gedachten te
brengen, doch vragen slechts hun respect voor onze overtuiging,zooals
dat onder behoorlijke tegenstanders het geval moet zijn.
Mijnheer de Voorzitter! De zoo straks genoemde, door de Regeering en
ons aangenomen grondslagen voor de bepaling onzerleger-sterkte en leger-
samenstelling, leiden o. i. tot de vorming van een klein leger dat, indien
het goed georganiseerd, goed uitgerust en goed geoefend is, onder goede
leiding met offensieven geest een weermacht beteekent van ook preventief
afwerend vermogen; in zooverre toch, dat een vreemde mogendheid, die
weet op Java zulk een tegenstander te vinden onder de voor ons gunstige
omstandigheden van geacclimatiseerd zijn en bekendheid met de terrein
omstandigheden, zich zeer ernstig zal bedenken alvorens zij tot een aanslag
overgaat; deze toch zou een krachtsinspanning kosten, welke die mogend
heid zich dan bezwaarlijk zal kunnen veroorloven, gelet op de hooge
kosten en de gevaren, die de soms snelwisselende internationale verhou
dingen meebrengen.
Mijnheer de Voorzitter! U vergeve mij de herhaling van wat hier reeds
vroeger werd voorgebracht. Doch ik achtte dit noodig, nu ons in de lXe
begrootingsafdeeling een nieuwe leger-samenstelling is voorgelegd, die ons
werd in uitzicht gesteld als te zullen voldoen aan de zoo juist besproken
eischen; en voor een juiste beoordeeling van dit ontwerp, moeten wij
toch de korte geschiedenis van de ontwikkeling der grondslagen daarvan
kennen.
Mijnheer de Voorzitter! Met de ons zoo laat in handen gegeven
nieuwe ontwerp-formatie zullen velen onzer geen raad geweten heb
ben, omdat er bij ontbrak een korte samenvatting van wat die uitge
breide en gespecificeerde opsomming van personeel nu eigenlijk wel in
zich sloot aan organisatie. Slechts zij, die door hun vroegere of tegen
woordige werkzaamheden met schrifturen van de ontvangen soort heb
ben te doen gehad, zullen daaruit hebben kunnen distilleeren wat zij
wenschten te weten.
Waar ik door een vroegere 4-jarige werkzaamheid op het bureau-orga
nisatie van de 111e afdeeling van het Departement van Oorlog meen ge
rechtigd te zijn tot een oordeel in deze, geef ik als mijn oprechte meening
te kennen, dat in de voorliggende begrootingsafdeeling is vervat een
legerformatie welke, eenerzijds rekening houdend met de moderne denk
beelden omtrent die organisaties, anderzijds met de voor onze Indische
omstandigheden geboden bijzondere eischen, zulk een sobere samenstelling
heeft, dat daardoor in den meest volstrekten zin is voldaan aan de ten
vorigen jare door ons mede in verband met den benarden financieelen
toestand geformuleerde eischen.
Mijnheer de Voorzitter! Ik zeide zooeven „in den meest volstrekten zin",
want ik weet dat sommigen in militaire kringen deze legersamenstelling
zelfs wel te mager oordeelen. Hieromtrent blijft echter het eindoordeel en de
verantwoordelijkheid voor dat oordeel aan de Regeering.
Deze zegt daarvan in antwoord op een door mij hierover nadrukkelijk
in het afdeelingsonderzoek gestelde vraag: dat Zij aan de voorgestelde
624