nieuwe leger-samenstelling zoodanige kracht toeschrijft, dat daarmede het met mogelijkheid in onze verhoudingen te stellen doel, bereikbaar is. Mijnheer de Voorzitter! Dat vóór het uitspreken van deze van buiten gewone belang zijnde verklaring het Legerbestuur is geraadpleegd, ver onderstel ik als vanzelfsprekendook dat omtrent dit oordeel geen zoo groot meeningsverschil bestaat tusschen Buitenzorg en Legerbestuur, dat daarvan aan ons-adviseurs over deze begrooting geen mededeeling be hoeft te worden gedaan. Dan alleen toch kunnen wij met gerustheid onze stem aan deze begrootingsafdeeling geven. Heb ik goed verondersteld, dan, Mijnheer de Voorzitter, zie ik in deze bij mobilisatie met de Europeesche militie uitgebreide legerformatie en organisatie dat kleine, maar goed georganiseerde leger, waarvan ik zoo straks sprak. Wat beireft de financiëele zijde van het vraagstuk blijkt uit paragraaf 13 van de Memorie van Antwoord, dat de zuivere uitgaven in het belang van de „defensie te land", globaal berekend, f 12 millioen bedragen. Het wil mij voorkomen, dat dit een verrassend resultaat is. Stemmen: Ja, ja De heer Kies: Zij, die bezwaren meenen te moeten hebben tegen de hooge uitgaven, ten gevolge van de zoogenaamde buitenlandschen vijand- politiek, zullen hieruit ontwaren, dat de uitgaven in elk geval niet van dien aard zijn als uit het totaalbedrag der lXe Begrootingsafdeeling „schijnbaar" het geval is. Hoewel nu de scheidingslijn tusschen „zuivere uitgaven voor de defensie te land" en andere uitgaven ten laste van de lXe Begrootingsafdeeling bezwaarlijk met juistheid zijn te trekken, komt het mij van het grootste belang voor, dat telken jare in een kort overzicht bij die afdeeling een globale berekening wordt overgelegd van eerst bedoelde zuivere uitgazen, in afwachting van de geheel nieuwe begrootingsindeeling, die mettertijd zal komen. In deze gaf de Regeering bij de Algemeene beschouwingen over het financiëele beleid reeds toezegging, dat tot par- tieele maatregelen voorzoover mogelijk zal worden overgegaan, om een beter inzicht vooral in de uitgaven te krijgen. Waar juist telken jare de IX Afd. het aanvalspunt van meerdere onzer leden is, zou een versterking van dat punt door een juiste overzichtelijke inrichting de verdediging ten zeerste bevorderen. Kan ik dan op vorenbesproken motieven instemmen met de a s nieuwe legersamenstelling, ik moet daaraan echter twee deels nog te vervullen voorwaarden verbinden: lo. dat doorgegaan wordt met de moderniseering van de technische hulpmiddelen 2o. dat onze reglementen, voorschriften en oefeningen er zoo spoedig mogelijk op gericht zullen worden, dat uit deze magere organisatie wordt gehaald wat mogelijk is, m.a.w. dat elk onderdeel als het ware uitgebuit wordt tot het uiterste. Mijnheer de Voorzitter 1 Wat betreft de eerstgenoemde voorwaarde heb ik uit den post tot voorbereiding der aanschaffing van moderne houwitsers gezien, dat de Regeering met ernst in de richting der moderniseering van onze Artillerie doorgaat. Dit is wel een eerste en onafwijsbare eisch, juist wijl in de nieuwe organisatie is overgegaan tot inkrimping van de Artillerie, in zooverre dat het aantal kanonnen wordt verminderd; dan zal toch zeker wat er is, moeten voldoen aan de hoogste eischen. Wat betreft het overig benoodigde materieel kan voor hen, die mijn denkbeelden omtrent de noodzaak tot defensie deelen, doch vreezen voor te hooge kosten van de materieel-voorziening, tot geruststelling dienen, dat veel van wat in den Europeeschen grooten oorlog naar voren kwam aan technische middelen, bijv. de zoo kostbare tanks, naar alle waarschijn lijkheid in onze verhoudingen en in onze Indische terreinen niet noodig of niet bruikbaar zal zijn en dus buiten beschouwing kan blijven. 625

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 53