630 ufnede0nf/,.iat ef°- lefer' ?at ,paraIlel moet gaan aan de werkzaamheden \an de vloot, ook in den zin als hier in de Memorie van Antwoord staat ontwikkeld in de naaste toekomst zeker zou kosten f 110.000.000. Mijnheer Z°U "U t0ch wel gaarne van den geachten Regeerings- gemachtigde willen vernemen - als dit natuurlijk mogelijk is - wat hij van deze raming denkt, want de Volksraad moet toch wel goed weten tot welke consequentie hij zich thans reeds verbindt. Men is nu al bezig'met de voorbereiding voor het aanschaffen van houwitsers en die komen er natuurlijk ook, want ik twijfel er geen oogenblik aan, of die voorbereiding ZaiPb']ZOnrde; f!agen: k vind het daarotn toch wel gewenscht eens te weten, wat de financieele gevolgen daarvan zullen zijn. In verband met die financieele gevolgen wil ik nog even de aandacht vestigen op en gaarne een verduidelijking krijgen van—wellicht heb ik er een verkeerden indruk van gekregen - hetgeen in de Memorie van Antwoord hieromtrent staat vermeld. Er staat: "m Tjdal Is d j RegeerinS is zich bewust van de besprekingen, welke Haar ten deze door den financieelen toestand van het land worden gesteld; doch Zij ontkent, dat die beperkingen Haar zouden dwingen af te zien van de door Haar als noodzakelijk beschouwde doelstelling voor de weermacht te land", en dan volgt een omschrijving van die doelstelling. Mijnheer de Voorzitter! Ik hoop niet, dat U mij het als achterdocht zult aanwrijven want de consequenties zijn buitengewoon belangrijk voor het geheele land-, wanneer ik vraag: wat is precies de bedoeling van deze zinsnede? Wordt bedoeld met de woorden: „doch Zij ontkent dat die beperkingen haar zouden dwingen af te zien van de door Haar als noodzakelijk beschouwde doelstelling", dat ook binnen die beperkingen die doelstelling kan worden bereikt of is een andere interpretatie moge lijk, waarbij wordt gezegd, dat ongeacht die beperking en het afwijzen dus bij voorbaat van die beperkingen de bereiking van de doelstelling noodzakelijk zal blijven? Wenscht de Regeering zich aan die beperkingen te houden of acht zij het, ongeacht die beperkingen noodzakelijk, dat het leger in de richting als hier wordt voorgesteld, worden uitgebreid? Is het eerste het geval en dat hoop ik dan zou ik omtrent die tina icieele beperkingen toch nog wel iets naders willen weten. Wij weten wat de civiele zaken betreft, dat heel de gewone landshuishouding ab soluut gebukt gaat onder die beperkingen. Hoe men het nu mogelijk acnt om binnen die beperkingen bovendien nog een legeruitbreiding te ondernemen, die om mij voorloopig aan de cijfers van den heer Kerkkamp van 1921 te houden in de naaste toekomst 110 000 000 zou kosten be grijp ik met, en wat moet er dan terecht komen van de gewone landshuis- fnnmnnnn0" noodzakelijk wil men die beperkingen handhaven met f 110 000 000 in de naaste toekomst moeten worden gedrukt terwiil van de uitbreiding van het leger De heer M a r d j o n o sprak o. a. als volgt Mijnheer de Voorzitter! Bij lezing van het Afdeelingsverslag heb ik met veel genoegen geconstateerd, dat verschillende leden de noodzakelijkheid nebben bepleit van het bestaan van een leger in Nederlandsch-Indië van zoodanige sterkte, dat bij een eventueel conflict onze neutraliteit kan worden gehandhaafd. Deze opvatting wordt door mij ten voile onderschre ven. Immers een verwaarloozing van de weermacht, waardoor wij niet in staat zijn onze neutraliteit te handhaven, zou m.i. het noodlottig gevolg hebben dat de een of andere mogendheid Indië als een gemak kelijke prooi in bezit nam, hetgeen volgens mijn overtuiging niet wensche- Iijk is voor de voortschrijdende ontwikkeling van de Inheemsche bevol king in deze gewesten. Een verandering van gezag is niet altijd een ver betering, integendeel voor Indië kan dit een flinke achteruitgang zijn. Immers de nieuwe heerschappij zal de huidige toestand, die door de Nederlanders na zooveel tijd en inspanning is geschapen en in vele opzichten voor de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 58