wil vliegen, de Franschman het terrein, dat hij, z. m. alleen met vuur, wil zuiveren en bezetten. Ook ons „G. V. I. legt m. i. te veel den nadruk op de terreinbezetting als doel en de vernietiging van den vijand "ls middel, instede van omgekeerd (p. 42) en ziet den strijd eveneens als een, telkens onderbroken, voortgaan van lijn tot lijn (p. 64). Moet de sectie van den aanval tot de verdedi ging over gaan, een handeling welke het Fransche reglement blijkbaar (II p. 264) als het normale slot van hare aanvalsactie beschouwt dan komt het er op aan, zoo snel mogelijk de diep- teformatie te herstellen, het ineengrijpen der vuren te regelen en, mede met het oog op de vuurdekking der zware wapens, de op stellingsplaats te melden (p. 255). Secties, welke niet in het voorste échelon !jn ingezet, blijven ter beschikking van den c. ct, hoewel de s. ct soms gedwongen zal zijn, zelfstandig in het ge vecht in te grijpen, waarvan dan onmiddellijk bericht moet wor den gezonden. Plotselinge luchtaanvallen mogen hem niet onvoor bereid vinden, waartoe bepaalde L. M. groepen voor Iuchtbestrij- ding moeten worden aangewezen. Het overige deel der sectie werpt zich dan neer en zoekt dekking (p. 253). Het verdedigende gevecht der sectie wordt gevoerd volgens het algemeen aangenomen en reeds meermalen in dit tijdschrift be sproken beginsel der diepteopstelling met onderlinge flankeering der groepen. Evenmin als bij den aanval worden afmetingen aan gegeven. Opmerkenswaard is, dat ook hier het organieke verband min of meer verbroken wordt en dit thans niet onder den dwang der wisselende gevechtsomstandigheden, doch van den aanvang af, door het weder vormen van z. g. „gevechtsgroepen", geplaatst in steunpunten. Zoo geeft een voorbeeld van de verdedigende op stelling eener sectie van 2 L. M. en 2 Gew. groepen, ingeschetst op een terreinkaartje, een steunpunt te zien, bezet door 1 L. M.-, 1 Gew. groep en 1 Z. M., dat over de grens van twee sectiestrooken heen gaat. De s. ct kan tevens het co. over een dergelijk steunpunt op zich nemen (p. 257). Het wil ons voorkomen, dat het vormen van dergelijke niet organieke verbanden bij de verdediging, hoe wel de aanpassing aan het terrein bevorderend, de werking van het bevelsmecanisme toch wel zeer bemoeilijkt. Een behartens- waardig voorschrift is, dat nesten, die een flankeerende vuurtaak hebben, tegen inzicht van voren gedekt moeten zijn en dat alle nesten een rugweer moeten hebben tegen het eigen vuur uit de dieptezone (p. 257). Wij zouden, als bijkomend voordeel van het gedekte inzicht, willen noemen het belemmerde uitzicht naar voren, want is het uit een psychologisch oogpunt wel te verwach ten, dat schutters, die ook van voren vijand zien naderen, lang zullen doorgaan met flankeerend vuur voor een ander nest? De hoofdweerstandslijn (d. i. de voorste rand der dieptezone) wordt aan de artillerie en zware inf. wapens kenbaar gemaakt door het tijdelijk in den grond steken van vlaggetjes (p. 257). Nadat de 577

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 5