637 sterk op den voorgrond treden, als wat de nieuwe vredesindeeling van het Nederlandsche leger aangaat, is dit verslag interessant. Aan het artikel is toegevoegd een organisatie der Lichte Brigade, welke echter nog niet officieel vastgesteld is. Volgens deze opgave zal bedoelde Brigade bestaan uit: Staf, Verbin- dingsafdeeling, Pionierafdeeling, 1 Regiment Wielrijders (a 3 bataljons a 3 comp. a 3 sect.), 2 Reg. Cav. a 4 esk. a 4 pelot.), Korps Rijdende Ar tillerie (2 batt. paardentractie en 2 batt. autotractie, ieder a 4 stukken), 1 bataljon Inf, op auto's en de noodige treinen op auto's. In „Gegevens vreemde legers" worden die betreffende Denemarken ver volgd. Verder wordt in „De Schietopleiding" een begin gemaakt met de be spreking van het nieuwe Schietvoorschrift. We lezen daarin, dat de op leiding der schutters gesplitst wordt, rekening houdende met den aanleg van den man, in eene tot gevechtsschutter en eei e tot scherpschutter. Grondslag voor het onderricht is gebleven: het werktuigelijk, snel en goed uitvoeren der schiethandelingen. In het Maandoverzicht komt, als zeer belangrijk militair vraagstuk, de regeling van de financieele positie van het verlofskader ter sprake. In het Indisch Maandoverzicht wordt den lezers van Mavors een kijk gegeven op Indische kazerne-toestanden. Kapitein G. Land schrijft een opstel over Pantserautomobielen, dat vervolgd zal worden. Artilleristisch Tijdschrift No. 6. Kapitein Schilderman geeft onder het opschrift „De artilleristische geest'' een verkorte vertaling van een over eenkomstig artikel uit de Revue d'Artillerie. Dezelfde schrijver besluit in dit nummer: „Eenige toepassingen der schietregels voor veldgeschut" met een voorbeeld van samenwerking met vliegtuigen. Kapitein de Bas ver volgt zijn „Artilleristische Oefeningen" met een voorbeeld van schieten met waarneming van terzijde. Bk. 13. OVERZICHT BU1TENLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Revue d'artillerie. 15 Juin 1924. „Les concentrations de feux" door den generaal Dedieu-Anglade is te beschouwen als eene critiek op het gelijk namige artikel uit het April-nummer van het tijdschrift. Werd in dat vorige artikel betoogd, dat men niet altijd zou kunnen grijpen naar het middel vuurconcentraties, zoo komt de generaal Dedieu-Anglade tegen dit betoog in het geweer. Hij geeft niet toe, dat, onder welke omstandigheden ook, het gebruik van vuurconcentraties dom schema zou kunnen worden, doch noemt dat beginsel integendeel een doctrine, waarvan in geer. geval afgeweken mag worden. Iedere afwijking, iedere terugkeer tot het tir continu, noemt hij een „erreur de principe". De generaal Lebel schrijft: „Extension des possibilités de l'artillerie par l'emplol du tir fusant haut". We zien, met voorbeelden uit den bewe gingsoorlog toegelicht, het groote nut van de methode „du réticule tangent" speciaal voor het geval, dat noch waarneming op het doel, noch uitgifte van een weerbericht mogelijk is. De chef d'eskadron Dufrénois beëindigt zijn artikel over „Les tables de tir et leur précision", terwijl we verder nog een artikel over de veelbe sproken „méthode du réticule tangent" aantreffen van de hand van luitenant G. Ferrier. Over „I'observation bilatérale improvisée" vinden we een artikel van den chef d'escadron L. Camps. Onderteekend met de initialen E. L. vinden we het begin van een uit voerige bespreking van het nieuwe Duitsche gevechtsvoorschrift voor de artillerie. De oud-luitenant Baranoff geeft een omstandige beschrijving van zijn, naar ons inzicht, zeer ingewikkeld apparaat voor panoramaschieten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 65