welke velen instinctmatig tegen den verplichten militairen dienst
voelen, spruit, zij het soms onbewust, ongetwijfeld voor een deel
voort uit de verkeerde gedachte, dat daar nog de massaopleiding
gehuldigd wordt, waarbij het individu een nummer is, terwijl een
goede opleiding integendeel het individu tot volle ontplooiing zijner
krachten brengt, doch deze tevens leert aanwenden ten bate van
het geheel. De militaire opvoeding op zijn best is zoodoende de
ideale samenvatting van individualisme en altruïsme tot een hoo-
gere eenheid. Dit komt ook tot uiting in het doel, dat bij de ge-
vechtsopleiding der compagnie steeds voor oogen moet staan
(p. 270) n. 1.: Begrijpende samenwerking tusschen alle deelen
der compagnie en met de zware inf.wapens en de artillerie'
Bereikt kan dit slechts worden, indien alle onderaanvoerders de
grondbeginselen van de tactiek der lichte en zware inf. w,apens,
alsmede van hunne samenwerking, kennen, of m. a. w.„Vom
Wissen zum Können ist immer ein Sprung, der Sprung aber ist
vom Wissen und nicht vom Nichtwissen" (Willesen). Bij oefenin
gen moeten de ontbrekende wapens zoo goed mogelijk nagebootst
worden of anders moet tenminste hunne werking worden bespro
ken. Stramme excercitieopleiding blijft onontbeerlijk; zij leert het
individu zich één voelen met het geheel en zijn wil zich zonder
aarzelen voegen naar dien van den aanvoerder, beide compensa
ties der groote individualiseering bij andere deelen der opleiding.
2. De VORMEN DER COMPAGNIE. De compagnie bestaat
uit 3 secties, met een ongeveer gelijk aantal groepen. Slinkt een
sectie tot minder dan 3 groepen, dan wordt zij over de beide
andere verdeeld (p. 272). De gesloten vormen zijn: 1°. de linie
(sectiën in linie naast elkaar, vorm voor het aantreden), 2°. de
comp. colonne (sectiën in colonne met groepen, met tweeën of
éénen naast elkaar, verzamelvorm en bewegingsvorm tijdens de
nadering), 3°. de colonne met groepen (sectiën in colonne met
groepen achter elkaar), 4°. de marschcolonne (met vieren), 5°. de
colonne met tweeën, 6°. de colonne met éénen (de vier laatste
bewegingsvormen buiten het gevechtsveld). De gevechtswagens
(met L. M.'s, munitie, enz.) volgen in de comp. colonne achter
hunne sectie, overigens achter de compagnie (p. p. 271 279).
3. Het GEVECHT DER COMPAGNIE. Behoort de compagnie
tijdens den marsch tot de voorste deelen der voorhoede (onze
„voortroep", D. en Ned. „spitscomp."), dan is haar taak de vijan
delijke veiligheidsafdeelingen terug te dringen en belangrijke
terreindeelen (waarnemingspunten) in bezit te nemen (p. 283).
Dit laatste in verband met de moderne opvattingen omtrent het
voorhoedegevecht (Zie „E. u. G." p. 262, bij ons ,,G. H."
p. 152). Is het bataljon ontplooid, dan zendt de c ct onder de
gereedstelling of bij haltes tijdens den opmarsch verk. patr.'s voor
uit, dikwijls met een L. M. en onder co. van een officier, welke
in vele gevallen opdracht krijgen belangrijke punten in het voor-
579