Voorts noopte men de publieke diensten hunne programma's van invoer van te voren sarnert te stellen, ten einde deze te kunnen vergelijken met de toegestane kredieten en de beschikbare vracht ruimte, om vervolgens daaraan uitvoering te geven in de volgorde van urgentie. Om die reden werd in 1918 aan het Departement van Handel een speciaal onder-secretarisschap opgericht, belast met de opmaking van een algemeen invoerprogramma, eenerzijds rekening houdende met de bijzondere wenschen van elk ministerie, anderzijds met de aanwijzingen van het Ministerie van Financiën voor het krediet en met den dienst van de transporten te water voor de scheepsruimte. De Onder-Secretaris onderwierp het pro gramma vervolgens aan de beslissing van een uitvoerend comité, hetwelk zijne opdrachten ontving van den Raad van Ministers. Ten slotte werden nog maatregelen genomen om het verbruik van voedingsmiddelen te beperken door rantsoeneering, t. w. 22 voor het brood, 46 voor de suiker, 60 voor de rijst, 52 voor de gedroogde groenten, 35 voor de vetten, zonder nog melding te maken van de vleeschlooze dagen. Eind 1917 ging men er toe over om ten behoeve van de geza menlijke aankoopen der geallieerden twee groote organen op te richten, t. w. de intergeallieerde raad van aankoop en van financiën (Conseil interallié d'achats et de finances) en de intergeallieerde raad der transporten over zee (Conseil interallié des transports maritimes). Als organen van uitvoering voor de aanschaffingen, de verdeeling en de organisatie der transporten, hadden in de na te noemen uitvoerende commissies vertegenwoordigers zitting van elke geïnteresseerde natie: Wheat Executive (graan, meel, erwten, boonen, haver Meat and animal Executive (vleesch en dierlijk vet), Sugar Executive (suiker), Petroleum Executive (petroleum en benzine), Vegetables oils and oils-seeds Executive (plantaardige oliën en oliehoudende granen), Tonnage Executive (het bevrachten van de neutrale scheepsruimte en de controle over de geallieerde scheepsruimte). Hoewel de intergeallieerde raad van aankoop en van financiën in beginsel bij toerbeurt te Londen, Parijs en Rome moest zetelen, was feitelijk Londen het centrum van deze organisatie. Dat orgaan trad op als alleenverkooper der geallieerden, als gemeenschappe lijke regelaar van alle scheepsruimte en wat betreft de kredieten als trait d'union tusschen de mogendheden Frankrijk en Engeland hadden in 1916 door eene financieele over eenkomst de wisselkoersen weten te stabiliseeren. Een gedeelte van het metaalsaldo van de Banque de France werd ter beschikking gesteld van de Engelsche bank. Gedurende de jaren 1915—1916 heeft Londen de koers van de Entente in de V. S. gesteund door groote leeningen en goud zendingen. Maar eind 1916 daalden de koersen der reeds geplaatste 651

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 11