Het behoeft geen betoog, dat de betrekkelijke waarde dezer aantallen nauw samenhangt met de hoeveelheid munitie, welke per stuk kan worden medegenomen en aangevoerd. Zooals uit het staatje blijkt, staan wij alleen met de toebedeeling van alle Z. M.'s aan het regiment. Deze organisatie heeft evenwel tot voordeel, dat zij zich aan kan passen bij den waarschijnlijken ontwikkelingsgang van het gebruik der automatische wapenen, welke zich in de richting beweegt van: gew. mitrs of aut. geweren in de compagnie, lichte mitrs (maar dan ballistisch verbeterd) bij het bataljon en zw. mitrs bij het regiment. (,,W. J." Ned. '23 biz. 51). Hier staat evenwel tegenover, dat onze bedekte terreinen, meer dan die van eenig West Europeesch gevechtsveld, tot decentralisatie dwingen en een gecentraliseerde organisatie daar niet bevorderlijk voor is. De Duitsche Z. M. compagnie staat onder bevel van een kapitein en is verdeeld in 4 secties van 3 stukken, waarvan er 3 door luitenants en 1 door een onderofficier wordt gecommandeerd. De secties 1, 2 en 3 worden vervoerd op 9 met twee paarden bespannen voertuigen, van den bok gereden, de 4e sectie is de z. g. „Begleitzug" en bevindt zich op 3 met vier paarden bespan nen voertuigen, welke uit den zadel worden gereden. Bij de Jager bataljons bevinden alle mitrs zich, evenals bij ons, op draag- paarden, welke aan de hand worden geleid. In de secties 13 is 1 mitr. speciaal ingericht voor luchtafweer, welke wapens daartoe ook tot 1 sectie van 3 stukken samengevat kunnen worden (p.p. 56, 94, 210). De munitie uitrusting bestaat uit 5000 patronen per stuk, d. i. 60.000 per Z. M. compagnie en 40.000 bij het bataljon, totaal 100.000 patronen voor 12 stukken (Deel I Tabel bij C). A. De opleiding van het enkele stuk. 1. ALGEMEENE BEPALINGENBij ieder stuk hooren 1 ond.- off. comdt en 4 bedieningsmanschappen „Schützen"hiervan is No. 1 verbindingsman tusschen stuks- en sectie ct, No. 2 de eigen lijke schutter „Richtschiitze"No. 3 patroonaanvoerder en No. 4 hulpwaarnemer van den st. ct. Gebeurlijk boven dit aantal toe bedeelde manschappen dienen voor munitieaanvulling en verbin ding (P- 7). De uitbuiting der volle vuurkracht van hun wapen moet de eerste gedachte van alle schutters zijn, eerst daarna mogen zij tot verhooging hunner veiligheid naar het pionierge reedschap grijpen, m. a. w. vuuruitwerking gaat boven dekking. Zij moeten geoefend zijn in het snel inrichten van stellingen in allerlei terreinen, in greppels, granaattrechters en boomkruinen. Bij al deze stellingen is een eerste vereischte, dat zij gedekt zijn tegen luchtwaarneming. Hierbij is iedere natuurlijke benutting van het terrein beter dan kunstmatige dekkingen, terwijl bijzonder moet worden gewaakt tegen schaduwen en niet afgedekt graafwerk. Zoo eenigszins mogelijk moet dan ook, alvorens een schop in 662

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 22