den grond te steken, de om te woelen plaats met een maske wor den overdekt. Wie hiermede wacht, tot een vijandelijk vliegtuig verschijnt, komt steeds te laat! (p. 6). 5. VECHTWI]ZE. De snelle wijziging der gevechtsomstandig heden in den bewegingsoorlog, het uitvallen van den s. ct of ver loren gaan der verbinding met hem, zullen dikwijls een zelfstandig handelen van den st. ct eischen (p. 116). Deze moet daarom, evenals ook zijn opvolger, de richtschutter, uitmunten dooi tac tisch inzicht en de grondslagen voor de samenwerking der Z. M. s met de overige inf. wapenen ten volle beheerschen (p. 117). Zijn voornaamste plichten zijn: 1°. Als zijn stuk wordt ingezet of van plaats moet veranderen, zélf vooruitsnellen om de nieuwe stelling en het voorterrein te verkennen; de richtschutter onderhoudt dan de verbinding met hem. 2°. Den marsehvorm zijner bedienings manschappen (tir. linie of -colonne, gr. of kl. openingen, in spron gen of kruipend) bepalen. 3°. In opvolging van de vuurbevelen van den s. ct den bundel van zijn wapen leiden; waarbij hij volle vrijheid heeft in de keuze van het vizier. 4°. Zich steeds op 'de hoogte houden van den munitievoorraad en tijdig aanvulling vra gen (p.p. 118, 119, 122, 129). Zooals men ziet, komen deze plichten overeen met die van den gr. ct der infanterie, slechts is de st. et der Z. M.'s in beginsel géén vuurleider. Tijdens het ge vecht moet hij, bijgestaan door zijn hulpwaarnemer (No. 4), ook de nevenstrooken in het oog houden, teneinde voor zoover zijn opdracht dit toelaat, gunstige doelen aldaar onder vuur te nemen (p. 139). Wordt een enkele Z. M. bij een troepeneenheid (sectie, cornp.) ingedeeld, dan meldt de st. ct zich bij den ct daarvan en ontvangt als opdracht: 1°. Mededeelingen omtrent den vijand. 2°. ld. omrent eigen troepen. 3°. De taak voor de Z. M. (p. 141). B. De Z. M. sectie. 1. ALGEMEENE BEPALINGEN. De sectie is de vuureenheid. Zelfs als de geheele compagnie onder leiding van haar ct wordt ingezet, verschaffen de groo'te tusschenruimten en diepteafstanden haar een zekere zelfstandigheid. Er moet evenwel gerekend worden op het afgeven van enkele stukken uit het sectieverband aan de inf. compagnieën in het voorste échelon (p. 143). Ook ons regle ment (II p. 44 45) staat dit los maken van enkele stukken als uitzondering toe, doch geeft niet aan in welke gevallen dit noodig zal zijn. Het Fransche reglement (II p. 385) verbiedt het daaren tegen m. d.w.„Les deux pièces d'un même groupesont obligatoirement maintenue£ sous le commandement direct du chef de groupe". Bij 48 Z. M.'s op 9 compagnieën (Fr.) zal splitsing van sectiën dan ook zelden gewenscht zijn anders evenwel bij De Fr. Z. M. comp. bestaat uit een bevelssectie en 4 gevechtssecties 2 groepen van 2 stukken. Md'I." p. 28). 663

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 23