18 Z. M.'s op 12 compagnieën (N.I.) in zwaar bedekte terreinen. De s. ct is de vuurleider, zoowel technisch als tactisch, dit laatste binnen het raam der hem verstrekte opdracht. Hij kan deze taak slechts vervullen, indien hij geheel op de hoogte is met de strijd wijze van de int. compagnie en het bataljon en van hunne samen werking met de zware infanteriewapens (p. 146). Hij wordt bijgestaan door de s. patr., bestaande uit 1 richtond.-off., 1 afstand meter en 2 ordonnansen (p. 147). 3. DE VUURSTELLING. De inhoud van het overzichtje der hieraan te stellen eischen in ons reglement (II p. 28) wordt, zij het verspreid, ook in het Duitsche voorschrift gevonden. Instede van: „c. ruimte bieden om de stukken ver uit elkaar te plaatsen", stelt dit evenwel: „tusschenruimten en afstanden moeten zoo zijn toegemeten, dat twee stukken niet door één artillerieprojectie] buiten gevecht gesteld kunnen worden, doch zullen in het algemeen dé 50 M. niet overtreffen (p. 183). Dit beperkende getal teneinde de persoonlijke leiding van den s. ct mogelijk te maken. Hoewel het voorschrift alle, ook in ons reglement (II p. 24 25) ge noemde, nadeelen aan de opstelling van Z. M.'s in de voorste inf.. linie verbonden erkent en zelfs een spoedige vernieling der aldus opgestelde wapens voorziet, eischt het toch, hier niet voor terug te deinzen, indien de tactische omstandigheden nacht, nevel of bedektheid van het terrein er toe dwingen. In vlak, open terrein, waar dus vuur uit een domineerende opstelling over de eigen troepen eveneens onmogelijk is, moet de Z. M. sectie zich bij den aanval dicht achter de groepen uit het voorste échelon houden en door de openingen daarvan heen vuren, wat, zooals wij zagen, bij de opleiding der kleinere eenheden steeds beoefend wordt. Worden de tusschenruimten daartoe te smal, dan, herhaalt het reglement ook hier, moeten de Z. M.'s naar voren (p. 185). Het Fransche reglement stelt zich op hetzelfde standpunt (II p. 408), evenals ook het onze (II p. 91), doch het Nederlandsche acht dit zelden uitvoerbaar en het Belgische zelfs geheel onmo gelijk WNed. '23 blz. 51). Men krijgt uit al deze bronnen sterk den indruk, dat er bij den aanval feitelijk slechts één vuur- soort voor de Z. M.'s bestaat, n. 1. uit een domineerende opstelling over eigen troepenen dat alle andere gebruikwijzen slechts lap middelen zijn, om de Z. M.'s niet als ballast achter de aanvallende troepen mee te moeten sleepen. Tevens blijkt hieruit overtuigend, dat de Z. M. als vlakbaan- wapen in wezen ongeëigend voor vuur over eigen troepen ten iechte geen eigenlijk aanvalswapen is. Bij de verdediging kunnen dekking en maskeering beter verzorgd worden en is, indien bedektheid van het terrein of andere omstandigheden een diepte opstelling beletten, een opstelling in of dicht achter de voorste lijn daardoor wél mogelijk. Dit onderscheid komt o. i. nóch in het Duitsche, nóch in ons voorschrift voldoende duidelijk uit 664

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 24