4. VUURLEIDING. In den aanvang van den strijd is de s. ct vuurleider; zoodra hij evenwel zijne stukken niet meer in de hand kan houden (strijd in de dieptezöne) gaat de vuurleiding over op den g. ct. Slechts bij vuren met indirecte richting moet de s. ct de leiding behouden. Zoolang dit nog mogeijk is, tracht de s. ct zijn 2 of 3 stukken geconcentreerd in te zetten (p. 186). Het trett ook hierbij weer, hoezeer het Duitsche voorschrift rekening houdt met de werkelijkheid, welke nu eenmaal oplossend, d. i. decen- traliseerend, werkt, ook al druischt dit rechtstreeks in tegen alle mogelijke studeerkamereischen! In dit opzicht zal ook ons regi ment (II p. 39 41) nog heel wat concessies moeten doen. Bij zondere oefening eischt de vuurleiding, zoowel als de bediening der stukken en der verbindingsmiddelen, met opgezet gasmasker (p. 200). 5. VUUR OVER EIGEN TROEPEN. Gezien de groote waar de van dit vuur, moet de troep er reeds in vredestijd aan gewend zijn. S. en st. comdten moeten in ieder terrein snel aan de hand der tabellen kunnen vaststellen of vuur over eigen troepen, hetzij met directe-, hetzij met indirecte richting, mogelijk is. Dikwijls zal het voldoende zijn, dit op het oog te schatten (p. 201). Bij direct vuur moet de bundel 11100, bij indirect 11200 van den at- stand Z. M. doel over de eigen troepen liggen, met een minimum van 5 M. (Deel 1, tabel bij C). 6. VECHTWIJZE. Hoofdtaak van de Z. M. sectie, zoowel als het enkele stuk, is het steunen der L. M.- en gew. groepen. Zelf zien is daarbij het beste verbindingsmiddel; daarnaast moet even wel door afgesproken teekens en ordonnansen onafgebroken ver binding worden gehouden met de infanterie compagnieën, de neven Z. M. secties, den eigen c. ct en zoo mogelijk met de aan de zelfde gevechtstaak werkende andere wapens (inf. bijen, mijnenwerpers) (p. 202). Een samenspel dat voorzeker eindelooze oefening eischt om niet tot een disharmonie te worden! Verrassing moet steeds worden nagestreefd en is te verkrijgen door vuurovervallen uit loerstellingen. Bij den aanvang van een gevecht, het voorwaarts- gaan der infanterie uit de laatste gereedsteliing, zal het dikwijls mogelijk zijn, het vuur van alle zw. inf. wapens gelijktijdig te doen losbarsten (p. 203). Meent de s. ct tijdens het gevecht zijn taak beter uit een nevenstrook te kunnen vervullen, dan gaat hij daar in stelling en meldt dit allereerst aan den inf. ct dien hij steunt en dan ook aan den ct der Z. M. comp. en den dichtstbijzijnden officier in de nevenstrook. Deze moeten voor het doorgeven van dit bericht aan de hoogere bevelhebbenden zorg dragen. De s. ct blijft evenwel onder bevel van dengene waarvan hij zijn gevechts opdracht ontving (p. 204). Ons reglement bevat een overeen komstige bepaling (11 p. 87), waarbij evenwel slechts sprake is van het oprukken naar een andere stelling dan welke bevolen is 665

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 25