tance extréme des reconnaissances fait de l'exécution de celles- ci une des missions essentielles du chef de section" (p. 292). Een der belangrijkste verschilpunten tusschen het Duitsche voorschrift en het onze wordt gevormd door de opvattingen omtrent het gebruik van Z. M.'s bij de voorhoede. Vooral komt dit uit, indien wij p. 208 vergelijken met het artikel Mitrailleurs bij de voorhoede" door S. in M. 77' 1924 blz. 184, waarin de desbetreffende punten uit onze voorschriften zijn uitgewerkt. Kort samengevat komen deze er op neer, dat de Z. M.'s niet te ver naar voren moeten worden ingedeeld, opdat zij niet voortijdig frontaal worden gebonden, doch integendeel eerst nadat het gevecht zich eenigszins geteekend heeft, flankeerend of frontaal uit een domi- neerende opstelling zijwaarts van den marschweg kunnen ingrij pen. Het Duitsche voorschrift acht aan het indeelen der Z. M. secties bij de voorste afdeelingen (secties, compagnieën, zijpa trouilles) daarentegen het groote voordeel verbonden, dat zij bij de keuze hunner opsteliingsplaats geen rekening behoeven te houden met reeds in het voorterrein aanwezige eigen infanterie en daardoor dus beter in staat zullen zijn punten te vinden, van waaruit het later mogelijk zal zijn de eigen infanterie te dekken en te steunen met flankeerend vuur of vuur over eigen troepen, al dan niet met indirecte richting. Voor de voorbereidingen tot deze laatste vuursoort is in dit geval bovendien meer tijd en gele genheid, daar de nooden der eigen infanterie niet tot haastig ingrijpen dwingen. De Z. M.'s zijn in dezen gedachtengang geen vuurversterking der voorste infanterieafdeelingen, doch deze laatste zijn dekking der naar gunstige opstellingsplaatsen zoekende en zich aldaar inrichtende Z. M.'s. Beide opvattingen zijn juist, doch wortelen in een verschillend inzicht omtrent de taak dei- voorhoede. Bestaat deze, zooals vroeger algemeen werd aange nomen, in zoo snel mogelijk voorwaarts gaan om het contact op te nemen en het gevecht in te leiden (offensieve taak), dan ver dient de eerste opvatting de voorkeur. Dienen de afdeelingen, welke oorspronkelijk met den veiligheidsdienst belast waren even wel om, nadat aanraking met den vijand verkregen is, het innemen der gereedstelling te dekken defensieve taak), zooals in ons nieuwe voorschrift „Grondregels voor het gevecht" blijkt te zijn aangegeven dan is de Duitsche opvatting in het voordeel. De Z. M.'s dienen dan niet om in te grijpen in het voorhoedegevecht, doch om een i'uurdekking op te bouwen, welke de infanterie dekt tijdens gereedstelling en nadering. Dat zij in dit geval steeds nabij den marschweg zouden moeten worden ingezet, zooals de Schr. van het bedoelde artikel meent (blz. 186), kan niet juist zijn, daar de voorhoede thans toch algemeen en zeker bij ons op grooten afstand van den vijand in het terrein ontplooid wordt en de Z. M.'s dan dus ook den marschweg verlaten. „I.M. T." 1924 blz. 562, laatste alinea. 667

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 27