in goede dekking moeten blijven, waardoor meestal vuur met
indirecte richting zal moeten worden afgegeven.
3°. Sectiesgewijs toegevoegd aan een inf. compagnie. De sectie
comdt volgt dan uitsluitend de bevelen van den comp.-comdt der
infanterie, doch moet den comdt der Z. M. compagnie op de hoogte
houden van zijn verrichtingen en in het bijzonder hem melden,
wanneer de opdracht, waarvoor hij uit het verband der Z. M.
compagnie werd losgemaakt, vervuld is. De samenwerking tus-
schen Z. M.'s en infanterie is op deze wijze het beste verzekerd,
doch vuurconcentratie is uitgesloten. Het Duitsche voorschrift gaat
hier dan ook slechts noode toe over, doch meent, dat het tijdens
den aanval meer en meer noodzakelijk zal worden en bij den strijd
in de dieptezöne het eenig mogelijke zal blijken (p. 268, 269).
Pfeiffer is van deze methode een warm voorstander en helt er
zelfs toe over in de toekomst de Z. Al secties organiek bij een
inf. comp. in te deelen1)- Hij wenscht het vormen van een
reserve aan Z. M.'s verboden te zien, zoolang niet aan alle inf.
compieën een sectie toebedeeld kan worden 2). Het samenspel
tusschen een inf. comp. en een Z. M. sectie is dan ook nergens
zoo helder en consequent uitgewerkt als in zijn geschriften.
4°. Als zelfstandige sectie voor vliegtuigbestrijding. Aan ieder
der secties 1 3 wordt dan het daarvoor in het bijzonder bestem
de stuk onttrokken; deze 3 stukken worden tot één sectie vereenigd.
5°. Als reserve in de hand van den bat.-comdt. Deze gebruiks
wijze was vroeger en is nog volgens ons „E. R. M." (p. 84) hoofd
zaak, doch komt thans in de laatste plaats.
De s. ct moet, evenals de geheele infanterie, door den drang
naar voren bezield zijn, waarbij hij er naar moet streven de infan
terie onafgebroken vuurdekking te verschaffen. Hiertoe moet hij
zijne stukken afwisselend van stelling laten veranderen en mag
hij tenslotte niet schromen ze „rücksichtslos" in de voorste infanterie
linie te werpen, zoodra vuren over of door de eigen troepen niet
meer mogelijk is. De opvattingen van andere reglementen hierover
stipten wij reeds aan. Wordt de eigen infanterie door vijandelijke
luchtstrijdkrachten aangevallen, dan zijn de Z. M.'s in de eerste
plaats geroepen tot den afweer daarvan, waarbij evenwel verme
den moet worden, dat de vijandelijke infanterie geheel wordt los
gelaten (p. 211). Bij het binnendringen vuren de Z. M.'s in het
bijzonder op weerstandskernen welke uit de diepte der zone aan
de verdediging van de hoofdweerstandslijn (voorste rand der
zone) medewerken en dus door de G. M.'s niet bevuurd kunnen
worden (p. 212). Ons reglement toont bij de bespreking van dit
gevechtsmoment (p. 92) duidelijk, zich nog niet voldoende op het
standpunt der dieptezöne gesteld te hebben, wat trouwens van al
onze gevechtsvoorschriften („G. H„G. V. E. R. M." II)
669
„Begründung zum Entwucf, enz." blz. 1È4.
-)■ „Entwurf Exerzievregl. für die Inf." p. 444.