gezegd kan worden. Tijdens de doorbraak valt den Z. M.'s de taak toe, welke ook bij ons in de punten 99 en 100 is vastgelegd, waarbij het Duitsche voorschrift als voornaamste plicht van de achtergehouden stukken noemt het beschutten van de flanken der voorwaarts dringende infanterie. Zulks in overeenstemming met de reeds vroeger besproken opvatting, dat deze infanterie, onbe kommerd om hare flanken, met volle kracht moet doorstooten. Tijdens de vervolging zullen de Z. M.'s veelal in voorste linie komen, waarbij de moreele indruk van hun vuur dikwijls reeds genoeg zal zijn om den vijand in beweging te houden. Munitie mag daarbij niet gespaard worden en wederom is flankdekking een der voornaamste plichten (p. 216). Bij de VERDEDIGING kunnen de Z. M. secties gebruikt wor den (p. 217): 1°. In het verband der Z. M. compagnie. Daar de verdediger van te voren een vuurplan kan opmaken en bovendien den verbin dingsdienst beter kan regelen dan de aanvaller, ondervindt deze gebruikswijze de eenige waarbij vuurconcentratie mogelijk is minder bezwaren, dan bij den aanval. Het Duitsche voorschrift toont dan ook duidelijk, dit gebruik in de verdediging normaal te achten. De s. eten moeten evenwel de bevoegdheid hebben, bij onverwachte gebeurtenissen of afknappen der verbindingen zelf standig te handelen. 2°. Toegevoegd aan een inf. compagnie of gevechtsgroep. Dit geschiedt, indien een steunpunt bijzonder sterk gemaakt moet worden of als de verbinding tot den comdt der Z. M. compagnie niet verzekerd kan worden. 3°. Zelfstandig, b. v. bij gevechtsvoorposten of in een vooruit geschoven opstelling (Ioerstelling). Doel hierbij is, den tegen stander met vuur te overvallen, op een oogenblik waarop hij dit nog niet verwacht. In afwijking met het optreden in de hoofd stelling moet de s. ct er steeds op bedacht zijn, op hooger bevel snel te kunnen terugwijken. Vuur met indirecte richting is hierbij meestal voordeelig. 4°. Als reserve in handen van den bat.-ct. Zij vormen dan een middel om het gevecht naar zijne inzichten te beïnvloeden. Dit kan gebeuren door: a. Versterking van het vuur met directe richting der zw. wapens op een punt waar de vijand dreigt te zullen inbreken of ter onder steuning van een zich moeilijk staande houdende gevechtsgroep. b. Afgifte aan een ander bataljonsvak, indien van daaruit flan- keerende uitwerking tegen een dreigende doorbraak in het eigen vak kan verkregen worden of een flankeerend vurende vijandelijke Z. M. werkzaam kan worden bestreden. c. Bestrijding van vliegtuigen. d. Het afgeven van spervuur met indirecte richting. 670

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 30